Klaargestoomd voor de praktijk
De beroepservaringperiode verloopt naar wens. Dat blijkt uit een evaluatie door organisatieadviesbureau Berenschot.
Door Henk Döll
De evaluatie is uitgevoerd in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf. Die wilde weten hoe het gaat met de tweejarige beroepservaringperiode (BEP) waarin afgestudeerde architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten ervaring opdoen met werk gerelateerde zaken, zoals financiering, bouwbegeleiding of planologische procedures. De beroepservaring is sinds 2015 verplicht voor ontwerpers die zich willen inschrijven in het architectenregister.
Met de wijziging van de Wet op de architectentitel in 2010 is afgesproken dat voor 1 januari 2018 verslag wordt gedaan van de doeltreffendheid van de beroepservaringperiode. Het draait dan onder meer om de vraag in hoeverre ingeschrevenen een bijdrage leveren aan de beroepservaring en of er voldoende werkplekken en mentoren zijn.
TUSSENBALANS
Voor de evaluatie enquêteerde Berenschot deelnemers, mentoren en werkgevers. Daarnaast vonden gesprekken plaats met beroepsorganisaties, aanbieders van lesprogramma’s en experts. De rijksbouwmeester organiseerde in het kader van deze evaluatie een zogenoemde ‘toogdag’. Berenschot stelt vast dat na een moeizame start de belangstelling voor de beroepservaring vanaf 2016 gestaag is gegroeid. Op dit moment doen meer deelnemers mee dan verwacht. De onderzoekers van Berenschot benadrukken dat de evaluatie een tussenbalans is. Vanwege de korte looptijd is het nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken. Niettemin noemen de onderzoekers hun bevindingen ‘bemoedigend’, al plaatsen zij ook enkele kanttekeningen.
KEUZEMOGELIJKHEDEN
Een belangrijke constatering is dat steeds meer ingeschrevenen belangstelling hebben voor een rol als mentor. Daarnaast bieden steeds meer bureaus deelnemers aan de beroepservaring een baan aan en maken zij intern een persoonlijke begeleider vrij. Dit is een grote verandering ten opzichte van 2015 toen bureaus vooral in de weer waren met de naweeën van de economische crisis. Deelnemers laten weten tevreden te zijn over de keuzemogelijkheden en de verschillende trajecten die men kan bewandelen – geïntegreerd programma, zelfstandige route, academies van bouwkunst. Wel stellen zij vast dat verwachtingen niet altijd uitkomen en dat meer voorlichting, over bijvoorbeeld de trajecten en de modules, wenselijk is.
EEN LEVEN LANG LEREN
De vraag of de beroepservaring relevant is voor een volwaardige uitoefening van het vak van architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect, is over het algemeen positief beantwoord. Met name deelnemers vinden dat het programma voldoende ruimte biedt aan persoonlijke wensen en hen klaarstoomt voor de praktijk. Mentoren, werkgevers en beroepsorganisaties bevestigen de meerwaarde van de beroepservaring. Berenschot beveelt een up-to-date informatievoorziening aan en een betere afstemming tussen de aanbieders van programma’s. Ook het periodiek actualiseren van eindtermen, de begeleiding van buitenlandse deelnemers en de positie van de beroepservaring als onderdeel van ‘een leven lang leren’, verdienen aandacht. Bureau Architectenregister heeft de taak toezicht te houden op de uitvoering van deze aanbevelingen. De rijksbouwmeester heeft aangegeven om desgewenst alle betrokkenen uit te nodigen voor een tweede ‘toogdag’. Het rapport ‘Evaluatie van de beroepservaringperiode in de praktijk’ komt na verschijning op de website van Bureau Architectenregister.
Download hier het verslag