Skip to main content

Aan de hand van vijf testlocaties van 1 x 1 km in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven werd in 2018 gekeken naar nieuwe manieren van stad maken. De onderliggende vraag was hoe we in tijden van de volgende verdichtingsgolf bouwopgaven kunnen koppelen aan energietransitie, innovaties op gebied van vervoer, circulaire economie en andere systeem‐ en netwerkinnovaties. Tien multidisciplinaire teams werkten visies uit voor de vijf testgebieden. Naast architecten en stedenbouwkundigen werkten landschapsarchitecten, mobiliteitsexperts, experts op gebied van circulaire economie, energietransitie, future strategies en smart cities, kunsteraars en schrijvers mee aan deze grote ontdekkingsreis. Op een ‘level playing field’ werd er samen met alle betrokkenen vanuit gemeenten en gebieden gewerkt aan visies voor de vijf ‘vensters op de stad’ en aan ideeën voor de stad van de toekomst in het algemeen. Zij werden gevoed door masterclasses, lokale ateliers en plenaire bijeenkomsten, waar over de locaties heen het debat werd gevoerd over de stad van de toekomst.

Werken aan de stad van de toekomst is nadenken over in wat voor stad we willen leven en hoe we die stad dan kunnen ontwerpen en realiseren. We weten niet hoe de toekomst eruit zal zien en kunnen alleen maar gissen naar de snelheid waarmee de in deze studie centraal gestelde transities vorm zullen krijgen. Een ding staat vast: ze moeten vroeg of laat, en liefst zo snel mogelijk in gang worden gezet, willen we onze steden en de rest van ons land toekomstbestendig maken.

De ontwerpteams van ‘De stad van de toekomst’ hebben eerste ontwerpstappen gezet binnen een complexe en onzekere context. Onder politici en beleidsmakers heerst nog veel koudwatervrees. En dan de regelgeving. Nieuwe en aangepaste regelgeving is nodig die stuurt op doelen, en niet langer op de wijze waarop deze bereikt moeten worden. Dat roept weer vragen op wie het voortouw neemt dan wel stuurt op het investeren en het inrichten op de verschillende schaalniveaus. Kortom, we zijn er nog lang niet omdat er ook randvoorwaarden nodig zijn om de ambitieuze doelen te realiseren. Daadkracht en duidelijkheid zijn geboden, want er zijn geen standaardoplossingen voor de ruimtelijke inpassing van de dringende transitieopgaven en maatschappelijke opgaven. We bewandelen ongebaande paden. De ontwerpvisies die in het kader van ‘De stad van de toekomst’ zijn gemaakt, laten zien welke toekomstbeelden we zouden kunnen nastreven, maar ook welke maatregelen we zeker moeten nemen.

Onderstaande ‘blauwdruk’ geeft een inkijk in de ‘lessons learned’ uit deze ontwerpstudie, die voor alle professionals en betrokkenen bij stedelijke ontwikkeling interessant zijn.

Gedurende de ontwerpstudie werden zes masterclasses gehouden, waarin lezingen werden gegeven door vooraanstaande experts op verschillende thematische gebieden. De deelnemers aan de masterclasses – de ontwerpteams, de projectpartners vanuit de gemeenten, maar ook vertegenwoordigers van de Rijksoverheid, studenten en een groeiend netwerk aan geïnteresseerden, konden hier kennis opdoen en zich verdiepen in zes belangrijke thema’s binnen de ontwerpstudie. Daarnaast vonden er boeiende gesprekken plaats met de ontwerpteams, die de opgedane kennis een plek moesten geven in de plannen voor de vijf testgebieden.

Masterclass 1 energietransitie in de stedelijke context

De masterclass energietransitie op 9 maart 2018 ging over de grote opgave van de energietransitie, nieuwe vormen van energiewinning, minder en ander gebruik van energie en de impact die dit heeft op de (gebouwde) omgeving. In de masterclass werden de opgaven op verschillende schaalniveaus en de technologische oplossingen voor verschillende toepassingen behandeld: Van nationaal tot het lokale niveau en de stadsstraat, van warmtepompen tot restwarmte van bedrijven. In drie lezingen en een aansluitend gesprek met de ontwerpteams en de zaal werd een breed palet van vraagstukken behandeld. De rode draad was hierbij de toepasbaarheid in de stedelijke context, en de mogelijkheden maar ook knelpunten de stad te voorzien van alternatieve vormen van energie.

Download hier de lezingen van:

Lees ook de kroniek van Marieke Berkers.

Aanvullende literatuur: Vereniging Deltametropool (2016), Energie en ruimte

[nectar_image_gallery layout=”carousel” image_ids=”26547,26547,26547,26547,26547,26547,26547,26547,26547,26547″]

Masterclass 2 klimaatadaptatie

De masterclass klimaatadaptatie op 23 maart 2018 ging over het veerkrachtig inrichten van gebieden tegen overstroming, wateroverlast, hittestress en droogte. Een onderwerp dat in het nieuwe Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie veel aandacht krijgt. Naast de bescherming tegen overstromingen door Rijkswaterstaat en waterschappen is het ook de bedoeling dat steden zelf goed kijken naar de bedreigingen waar zij voor staan als er zware regenbuien vallen of er lange warme periodes aanhouden. Het anders inrichten van de gebouwde omgeving, om deze ‘stresses’ af te vangen is onderdeel van klimaatadaptatie.

In deze masterclass werden verschillende invalshoeken van klimaatadaptatie behandeld, en voorbeelden uit de praktijk besproken op het niveau van stad, wijk en straat. Met de trend van verdere verstedelijking en binnenstedelijk verdichten zullen slimme maatregelen en ingrepen nodig zijn om zowel de publieke ruimte, de ondergrond als het ecosysteem toekomstbestendig te maken en als samenhangend systeem te laten functioneren.

Download hier de lezingen van:

  • Arnoud Molenaar, Chief Resilience officer gemeente Rotterdam – Rotterdam Resilience Strategie
  • Fransje Hooimeijer, Wetenschapper Environmental Technology and Design, Afdeling Urbanism, TU Delft – Machinekamer van de stad: de synergie tussen stedelijke systemen in klimaatadaptatie
  • Harry Boeschoten, Programmadirecteur Groene Metropool, Staatsbosbeheer – Groene Metropool

Lees ook de kroniek van Marieke Berkers.

Aanvullende literatuur:

[nectar_image_gallery layout=”carousel” image_ids=”26547,26547,26547,26547,26547,26547″]

Masterclass 3 mobiliteit

De masterclass mobiliteit ging over de transities in de stedelijke mobiliteit, en hoe deze zich verhouden tot maatschappelijke ontwikkelingen en tot ‘Urban design’, waaronder de gebouwde omgeving, de inrichting van de publieke ruimte en het wegprofiel. Tijdens deze middag lichtte onderzoekers betrokken bij de verschillende SURF – VerDuS projecten toe welke ontwikkelingen we in de stedelijke mobiliteit voor de toekomst kunnen verwachten.

Gedurende de middag werd de stedelijke mobiliteit benaderd vanuit verschillende invalshoeken: transities als gevolg van nieuwe vormen van diensten in openbaar, intermodaal en deelvervoer (op basis van het SCRIPS project), transities als gevolg van technologische vernieuwingen en daaruit voortvloeiende vervoersopties (op basis van het STAD project) en transities die voortvloeien uit het nieuwe denken over fietsen in en naar de stad.

Download hier de lezingen van:

Lees ook de kroniek van Marieke Berkers

[nectar_image_gallery layout=”carousel” image_ids=”26547,26547,26547,26547,26547,26547″]

Masterclass 4 circulariteit

De masterclass circulariteit belichtte circulaire gebiedsontwikkeling op een overkoepelend en integraal schaalniveau. Wetenschappers betrokken bij het AMS en het onderzoeksprogramma Circular City, vertelden over de drijfveren toe te werken naar een circulaire stad. Aan de hand van bewijsvoering (rekenen aan de stad van de toekomst), proces (hoe krijgen we alle betrokkenen zo ver verantwoordelijkheid te nemen?) en ontwerp (de ruimtelijke component van circulaire inpassingen) lieten zij zien hoe je de circulaire stad dichterbij kunt brengen.

Download hier de lezingen van:

Lees ook de kroniek van Marieke Berkers.

[nectar_image_gallery layout=”carousel” image_ids=”26547,26547,26547,26547,26547″]

Masterclass 5 agglomeratiekracht

De masterclass Agglomeratiekracht op 7 september 2018 ging over het integrale samenspel van economische factoren in een regio. Dit kunnen zijn: het niveau van voorzieningen, clusters van bedrijven, de beroepsbevolking, bereikbaarheid, cultuurhistorie etc. Grotere steden hebben absoluut en relatief meer mogelijke verbanden en daarmee meer agglomeratiekracht. Toch hebben grote agglomeraties ook weer nadelen zoals vervuiling, congestie en slechte en eentonige leefomgeving. De stedelijke opbouw, omvang en structuur hebben dus invloed op de ‘performance’. Een stedelijke regio met een grote agglomeratiekracht heeft een sterke economie, een aantrekkelijk woon- een vestigingsklimaat en daardoor een goede concurrentiepositie. In vergelijking met andere Europese metropolen zijn de Nederlandse steden relatief klein. Daarom liggen de agglomeratievoordelen van deze steden niet in hun omvang maar meer in hun inbedding in de polycentrische structuur die ze verbindt en de relatie met regionale, nationale en internationale netwerken. Ze ontlenen hun kracht aan ‘borrowed size’: steden kunnen van elkaar functies en draagvlak lenen.

Tijdens de masterclass stond de vraag centraal wat we kunnen doen om met nieuwe stedelijke ontwikkelingen maatschappelijke opgaven zo aan te pakken dat de agglomeratiekracht van stad en regio wordt versterkt.

Download hier de lezingen van:

Lees ook de kroniek van Marieke Berkers.

Aanvullende literatuur:

[nectar_image_gallery layout=”carousel” image_ids=”26547,26547,26547,26547,26547,26547″]

Masterclass 6 complexiteit als kans

In de masterclass ‘Complexiteit als kans’ op 28 september 2018 in Leeuwarden keken we naar hoe alles samenkomt in het stedelijk gebied. Tijdens deze masterclass werden de raakvlakken tussen systemen zoals mobiliteit, energie, groen/blauwe structuren en andere mogelijke koppelingen besproken, die zich in de praktijk steeds vaker voordoen en die in de ‘stad van de toekomst’ niet meer weg te denken zijn.

De ontwerpteams waren een middag te gast bij Maarten Hajer in Leeuwarden, curator van de tentoonstelling ‘Places of Hope’, die voorafgaand aan de masterclass werd bezocht. Tijdens de masterclass, waar naast Maarten Hajer ook Joost Schrijnen en Danielle Snellen bij betrokken waren, werd besproken hoe de visies die in de ontwerpstudie ‘De Stad van de Toekomst’ worden ontwikkelt, een stap verder gebracht kunnen worden middels systeemintegratie.

Met lezingen van:

  • Maarten Hajer, hoogleraar Urban Futures aan de Universiteit van Utrecht
  • Danielle Snellen, PBL – betrokken bij een scenariostudie over de toekomst van verstedelijking en mobiliteit
  • Joost Schrijnen, expert op gebied van ruimtelijke ontwikkeling

Lees de kroniek van Marieke Berkers.

[nectar_image_gallery layout=”carousel” image_ids=”26547,26547,26547,26547,26547,26547,26547,26547″]

Gedurende de ontwerpstudie werd in een drietal presentatiemomenten plenair gewerkt. Het doel van deze grote bijeenkomsten was om over de hele studie heen te kijken en met alle deelnemers te praten over overeenkomsten en verschillen tussen de vijf ontwerplocaties. Welke vraagstukken zijn generiek en welke meer locatiespecifiek? Kunnen oplossingen die bedacht worden voor de vervoersknoop Rotterdam Alexander ook toegepast worden in de stadsrand van Utrecht? En hoe zit het met de vierkante kilometer? Welke vraagstukken kunnen op deze schaal worden opgelost en welke hebben een hoger of juist lager schaalniveau nodig?

Wat opviel is dat per locatie bepaalde transitieopgaven de boventoon gingen voeren. De ontwerpteams probeerden dan ook via een of een klein aantal leidende transities, de overige vraagstukken mee te koppelen. Met de hulp van externe experts die reageerden op het ‘work in progress’, lukte het om per plenaire bijeenkomst weer een stap verder te komen met elkaar.

In drie bijeenkomsten werd via analyse naar visie toegewerkt naar ontwerpen voor de vijf testlocaties.

Plenaire bijeenkomst 1: Interpretatie van de opgave

De ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’ werkte met drie inhoudelijke stappen. De analyse, visievorming en ontwerpen en strategieën voor de vijf onderzoekslocaties. Op 25 april 2018 presenteerden de tien ontwerpteams hun analyses van de plekken en opgaven. Wat opviel is dat de mens centraal stond in de analyses, meer dan de grote transities die het hoofdthema vormen van de ontwerpstudies. De gebruiker centraal en de geschiedenis van de plek en haar huidige functioneren als uitgangspunten. Voor deze achtergrond konden de teams dan ook keuzes maken voor een reeks hoofd-aandachtspunten waar zij de komende maanden naar wilden kijken.

Lees meer in de kroniek van deze plenaire bijeenkomst.

Plenaire bijeenkomst 2: Visievorming

De ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’ was rond deze tijd ongeveer halverwege. Op 29 juni vond de tweede plenaire bijeenkomst plaats, waar de tien ontwerpteams hun visies voor nieuwe manieren van stad maken op de vijf testlocaties presenteerden. Na vijf maanden werk kwamen er eerste interessante modellen, methoden en scenario’s bovendrijven, en zagen we nieuwe ideeën voor slim dubbelgebruik van ruimte en nieuwe woningtypes langs komen. De transitieopgaven, die we als vertrekpunt voor de studie hadden gekozen, kregen steeds duidelijkere contouren vanuit het standpunt van ontwerp. Tijdens de bijeenkomst werd er gepresenteerd, in ronde tafelgesprekken aan het beantwoorden van open vragen gewerkt en werd er door een panel bestaande uit directeuren van de vijf deelnemende gemeenten en Emiel Reiding, directeur Nationale Omgevingsvisie, gereageerd op de stand van zaken.

Lees meer in de kroniek van deze plenaire bijeenkomst.

Plenaire bijeenkomst 3: Van visie naar ontwerp

De derde plenaire sessie van de ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’ op 12 oktober bij de TU Delft, markeerde een bijzonder moment. De tien deelnemende ontwerpteams presenteerden hun ontwerpvoorstellen in bijna definitieve vorm aan collega-ontwerpers, beleidsmakers en stedenbouwkundigen uit de projectlocaties, andere betrokkenen en een kritisch panel.

Wat zijn thema’s die boven komen drijven? Kiezen teams eenzelfde richting in hun zoektocht naar ontwerpoplossingen, of juist heel verschillende richtingen? Levert de ontwerpstudie vierkante kilometers aan woon-werkgebieden op waar we naar kunnen gaan verlangen? Hoe gaan de teams om met onzekerheden omtrent de transitieopgaven? En met welke nieuwe werkwijzen en instrumenten komen de ontwerpers?

Een reflectiepanel bestaand uit Daan Zandbelt, CRa; Roberto Cavallo, TU Delft; Marieke Berkers, chroniqueur; Yvonne Franquinet, ARCAM; Barbara Luns, AIR; Eveline Paalvast, AORTA; Margriet Eugelink, ACE en Stefan Bekx voor Den Haag, hielp de ontwerpteams hun plannen aan te scherpen.

Lees meer in de kroniek van deze plenaire bijeenkomst.

Gedurende 2018 is door ontwerpteams, gemeenten en een groot netwerk aan betrokken experts gewerkt aan integrale ontwerpen voor vijf testlocaties van 1×1 km in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven. Centrale vraag: Hoe kunnen de grote transities waar wij als maatschappij voor staan, meehelpen aantrekkelijke en toekomstbestendige stedelijk milieus te creëren?

Voor deze vijf stedelijke transformatiegebieden hebben telkens twee multidisciplinaire teams ontwerpend onderzoek gedaan naar integrale oplossingen voor de gestelde opgaven. Welke oplossingsrichting zien zij? Hoe verhoudt de stad van de toekomst zich tot innovaties op gebied van vervoer, circulaire economie en andere systeem- en netwerkinnovaties? Hoe zal de stad van de toekomst er dadelijk uit kunnen zien? En last but not least: welke aanbevelingen kunnen zij meegeven aan eenieder die nu en in de toekomst werkt aan onze steden?

Stadsrand Oost, Utrecht

Team Stadsvrijheid, onder de leiding van Esther Vlaswinkel van SVP architectuur en stedenbouw, ontwikkelde nieuw vocabulair voor de stad van de toekomst. Gezien de begrippen die zij ter beschikking hadden om hun nieuwe denkkaders te beschrijven niet voldeden, ontwikkelden zij een nieuwe woordenlijst voor de voorgestelde ontwerpinterventies voor de oostelijke stadsrand van Utrecht, met daarop woorden zoals stratigrafie (lagenbenadering) en nollificatie (loopbare inrichting).

Team FIT onder de leiding van Bas Horsting van BASTA urbanism keek vooral naar mogelijkheden de Utrechtse stadsrand open te houden voor sport en recreatie, maar voegde ook plekken voor meervoudig ruimtegebruik en verdichting toe. Een eye-opener in dit plan is het idee om stellingen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie weer te gebruiken als inundatiegebied, waar overtollig water gebufferd kan worden.

Central Innovation District, Den Haag

Team The Sociotechnical City onder de leiding van Lars van Hoften van UNStudio, kwam tot de conclusies dat je de transitieopgaven beter uit elkaar kunt trekken. Het team ontwierp voor iedere opgave een eigen icoon in de vorm van een poortgebouw over het spoor in Den Haag. Door de transities een eigen plek te geven en het in de gespecialiseerde poortgebouwen het experiment aan te jagen, krijgen de transitieopgaven een zichtbare plek en de mogelijkheid cross-overs op te zoeken met partijen in het gebied.

Team All Inclusive City onder leiding van Wilfried van Winden van WAM architecten, werkte voor het Central Innovation District van Den Haag een inclusief plan uit dat op veel vlakken scoort. Zo wordt én de bereikbaarheid vergroot én wordt er gebruikskwaliteit toegevoegd aan de publieke ruimte. Daarbij is het vertrekpunt de schaal van de omgeving zelf; het beter verbinden van omliggende wijken met nieuwe knooppunten in het gebied, zodat deze bijdragen aan het realiseren van een inclusieve stad. Daartoe worden een aantal landmarks toegevoegd: een nieuw entreeplein voor het Centraal Station aan het Prins Bernardviaduct, de Binckhub en een CPO project met kilokavels op het Schenkviaduct.

Fellenoord, Eindhoven

Team Urban Arcipelago, het internationale team aangevoerd door Mauro Parravicini van Mauroparravicini architects, keek naar manieren om de achterkant van het station Eindhoven om te vormen tot een knooppunt met betekenis voor de stad en de verschillende campussen in de Eindhovense periferie. Door zowel aan de regionale infrastructuur als naar de opwaardering van de plek zelf te werken, kwam hier een kwalitatief waardevol plan uit.

Bij team Triangel onder de leiding van Bart Mispelblom Beyer van Tangram architecten, stond het proces voorop. Het team verzamelde alle data die het Fellenoord-gebied in Eindhoven beschrijven, en deed een poging hier een toekomstperspectief uit te destilleren. Een andere tool die werd gebruikt was een spel, dat de belangen van de verschillende stakeholders in kaart bracht. De conclusies van deze verkenning liggen dan ook in het verlengde van dit proces: Breng de objectieve informatie zo goed mogelijk in kaart, maar wees je bewust dat besluitvorming minstens even zwaar leunt op emoties en belangenafwegingen.

Alexanderknoop, Rotterdam

Team Ciam XXI onder de leiding van Ton Venhoeven van VenhoevenCS architecture + urbanism, keek naar de waarden die het modernisme naar Rotterdam Alexander heeft gebracht, en hoe deze kunnen worden getransformeerd naar de 21. eeuw. Het team stelt voor om via een nabijheidslabel de lokale productie van goederen en diensten aan te jagen. Daarnaast verbetert het team de infrastructuur in het gebied en koppelt deze los van het maaiveld, waardoor biodiversiteit en waterberging een plek kunnen krijgen in een hoogverdicht stuk stad.

Team Flocks van Robbert Guis, Flocks architecten werkte aan de stad van de toekomst in Rotterdam Alexander. Door de overmaat die in het stedenbouwkundige plan zit aan te wijzen als bouwgrond, kunnen langs de grote wegen die in het gebied liggen nieuwe woon-werkcombinaties ontstaan en nieuwe vormen van mobiliteit een plek krijgen. Op die manier worden de zones langs de wegen opgewaardeerd tot ‘zippers’, ritssluitingen die de omliggende wijken stevig met elkaar verbinden.

Haven-Stad, Amsterdam

Team Havenstad Makerstad onder de leiding van Oscar Vos, KRFT, pleit om het projectgebied niet helemaal dicht te plannen. Het team stelt voor een stadswijk te maken met een mix van 60% wonen, 30% bedrijvigheid en 10% ruimte voor toekomstige ontwikkelingen. Deze verdeling geeft ruimte aan het onvoorziene. Om te zorgen dat de ontwikkeling ruimtelijk een stevig geheel blijft, ontwerpt het team een robuust framework voor mobiliteit, warmte, water, data en elektra als collectieve investering, met daaromheen vrijheid voor een patchwork aan nieuwe coalities tussen overheid, bedrijven, burgers en kennis.

Team INcity onder leiding van Roy Plevier, HOOPE+ PLEVIER, zet de stedeling en zijn behoeften centraal. Zij pleiten om direct te starten en op alle schalen tegelijkertijd te werken, gedreven door technologie. Het middel dat zij gebruiken is een laagdrempelig digitaal platform. Dit platform werkt met feedbackloops die de verschillende en veranderende behoeften van stedelingen in kaart brengt, waardoor de inrichting van de stad sneller en efficiënter kan reageren. Het team pleit voor een robuust en adaptief raamwerk, waarbinnen ruimte is om mee te bewegen met nieuwe ontwikkelingen. Haven-Stad groeit door feedback, én door zijn natuurlijke ligging, uit tot een archipel van mini-stadjes met verschillende leefmilieus.

Afbeelding: Het interactiemilieu van Sloterdijk, visualisatie door Grizli Studios

Na 9 maanden onderzoek doen, ontwerpen aan en discussiëren over nieuwe manieren van stad maken, werden op 30 november 2018 in een feestelijke slotmanifestatie de uitkomsten van de ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’ gepresenteerd. De uitkomsten – scenario’s, eindbeelden en roadmaps die aantonen hoe we er daadwerkelijk kunnen komen – maken de stad van de toekomst voorstelbaar. De vierkante kilometer waar alles bij elkaar komt is daarbij de illustratie van hoe de stad van de toekomst kan indalen op een concrete plek. De slotmanifestatie is onderaan deze pagina terug te kijken. Marieke Berkers wijdde ook een kroniek aan deze bijeenkomst.

De resultaten van de ontwerpstudie zijn gebundeld in de publicatie ‘De stad van de toekomst – tien ontwerpvisies voor vijf locaties, verbeelding voor een vierkante kilometer stad’, die in april 2019 is verschenen. Het boek is te bestellen via de BNA Shop, Uitgeverij Blauwdruk en de vakboekhandel.

De betrokken gemeenten was gevraagd een stuk stad van 1×1 km aan te wijzen waar in de toekomst grote veranderingen op stapel staan. Belangrijke randvoorwaarden voor de ontwerplocaties waren:

– wens tot transformatie in de context van mogelijke systeem/netwerkinnovaties en -transities;
– politiek-bestuurlijke en ambtelijke bereidheid mee te werken;
– aansluiting tussen lokale en nationale opgaven;

Hierbij was de centrale vraag: Hoe kunnen we het transformatiegebied op integrale wijze ontwerpen en ontwikkelen tot een aantrekkelijk en toekomstbestendig stedelijk milieu? waarbij (potentiële) systeem- en netwerkinnovaties bijdragen aan nieuwe oplossingen voor urgente opgaven, waarbij rekening wordt gehouden met sociale, culturele, demografische, economische en ecologische dimensies en aspecten, en waarbij visie en ontwerp robuust en adaptief zijn m.b.t. een toekomst waarin diverse systeem- en netwerktransities in hypothetische zin hebben plaatsgevonden.

Amsterdam Havenstad

Duurzame mobiliteit in een gemengde stad

Speerpunten
Mobiliteitsshift

Om de gewenste hoge woonwerkdichtheid met behoud van een gezond leefklimaat te kunnen realiseren zonder dat het huidige autogebruik toeneemt, is een mobiliteitsshift noodzakelijk. De toename van wonen en werken maakt van logistiek en transport een stevige uitdaging.

Mengstrategie
Verder moet niet van een klassieke scheiding tussen wonen en werken worden uitgegaan. In Haven-Stad moet menging plaatsvinden op het niveau van zowel stadsdeel, buurt, complex als gebouw en met een hoofdrol voor de plint: het niveau van de menselijke maat waarop het stadsleven zich grotendeels afspeelt. De huidige bedrijven in de haven vormen de basis voor menging met woningen en voorzieningen. Dit vergt een slimme stapsgewijze ontwikkeling, waarbij wordt gekeken naar ruimtelijke situering, programmering en fasering voor wonen en werken en maatschappelijke voorzieningen.

Rotterdam Alexanderknoop

Van functionele knoop naar kloppend hart

Speerpunten
Inclusiviteit

Rotterdam Alexander kan transformeren naar een nieuw stedelijk centrum dat betekenis heeft voor de aangrenzende woongebieden. Naast een betere inrichting van de publieke ruimte en het bouwen van woningen, kan dit ook gerealiseerd worden door een breder palet aan voorzieningen. Er wordt gestreefd naar een veilige en complete leefomgeving met een nieuwe generatie hoogbouw met bijpassende woon-, service- of zelfs gemeenschapsconcepten.

Circulaire stad
Bovendien bestaat de ambitie om er een circulair gebied van te maken, waar afval en schadelijke uitstoot worden verminderd en waar gebouwen en producten een langere levensduur hebben. De stad moet hier worden beschouwd als bron van grondstoffen die kunnen worden hergebruikt in gesloten kringlopen.

Den Haag – Central Innovation District

Centrum van nieuwe economie en ontmoeting

Speerpunten
Programmeren van het publieke domein

Om van het CID een samenhangend geheel te maken, zal de inrichting van het publieke domein verbinding en ontmoeting moeten stimuleren. Fysieke verbindingen over de infrastructuurbundels moeten de doorwaadbaarheid van het gebied verbeteren en de kennisinstellingen en kennisintensieve bedrijven in het gebied beter met elkaar verbinden.

Nieuwe mobiliteitssystemen
Daarnaast moeten een voetgangers- en fietsvriendelijke inrichting van het gebied en nieuwe mobiliteitssystemen zorgen voor snelle, directe en schone verbindingen binnen het CID, met de stad en metropoolregio en met nationale en internationale economische centra.

Energieproductie
Het CID moet een energieproducerend gebied worden. De vraag die hier opspeelt is welke vormen van energie op het niveau van de wijk kunnen worden opgewekt en welke afhankelijk zijn van stad of regio.

Utrecht Stadsrand Oost

Landschap als basis voor een intensieve en gezonde stad

Speerpunten
Intensieve en inclusieve gebruikswaarde

Utrecht groeit, de binnenstad wordt steeds intensiever ingevuld, en de druk op de schaarse open gebieden neemt toe. De Stadsrand Oost heeft de potentie om lucht te bieden aan de verdichtende stad door ruimte te bieden aan stedelijke functies. Vanuit de groene basis kan de stadsrand uitgroeien van een monofunctioneel naar een intensief gebruikt en sociaal inclusief gebied, dat voldoet aan de voorwaarden van gezonde verstedelijking.

Nieuwe mobiliteitssystemen
Daarnaast wordt er gezocht naar nieuwe mobiliteitssystemen, die licht en aanpasbaar zijn, om het gefragmenteerde gebied beter te ontsluiten en te verbinden met stad en regio. De huidige infrastructuur van auto, trein en de Uithoflijn zijn net zo goed obstakels als verbindingen. Hoe ziet dat er in de verre toekomst uit, is lightrail dan de oplossing of wordt het systeem flexibeler en minder radiaal georiënteerd? En welke rol kan de Waterlinieweg in deze ontwikkeling spelen?

Eindhoven Fellenoord

Hoogstedelijk milieu voor het aantrekken van talent

Speerpunten
Concurrentie

Om Eindhoven in economische zin naar een hoger niveau te tillen en om aan behoeften van bedrijven te kunnen beantwoorden, moet geïnvesteerd worden in het aantrekken van talent. Dit betekent onvermijdelijk dat de bereikbaarheid en de voorzieningen in de stad moeten verbeteren.
Wereldsteden lijken steeds meer op elkaar en hebben dezelfde kwaliteiten. Eindhoven kan zich hier juist van onderscheiden als ‘kwalitatief hoogwaardige kleine stad’, waarbij kennis, technologie en design, maar ook groen en water de identiteit van Eindhoven vormen. De transformatie van Fellenoord van stationsgebied naar stadsgebied kan een verbindend ‘hoofdeiland’ opleveren, met een schakelfunctie in het gehele ruimtelijk-economische ecosysteem van campussen en binnenstad.

Klimaatadaptieve verstedelijking

Op de Duurzaamheidsindex scoort Eindhoven economisch hoog, maar ecologisch relatief laag. Daarom wordt de natuur in de stad teruggebracht. Zo krijgt de rivier de Dommel weer meer betekenis. Naast de Dommel is er een onbekendere beek, de nu bijna volledig overkluisde Gender, die kan dienen als drager van het stedelijk landschap. Deze structuren helpen om het gebied klimaatadaptief te maken en de verblijfskwaliteit te vergroten.