Hoe zou je de architectuurvisie van Onix in enkele zinnen omschrijven?
“We ontwerpen gebouwen in harmonie met de omgeving. Dat kan zowel over een landschappelijke als een stedelijke context gaan. Archetypische vormen zorgen voor herkenning. Door deze vormen een bepaalde twist te geven, ontstaan interessante contrasten tussen oud en nieuw, binnen en buiten, open en gesloten. Die gelaagdheid vinden we belangrijk. Daardoor kan iedereen zijn of haar eigen verhaal bij onze gebouwen maken.”
Wat is in jouw ogen het belangrijkste bij het maken van een gezond gebouw?
“Het belangrijkste is de gebruiker intensief bij het ontwerpproces te betrekken. Wij geven gebruikers veel en lang de mogelijkheid om te interveniëren of participeren en laten ze zien dat we ook echt iets met de input doen. Oplossingen moeten voor gebruikers begrijpbaar zijn. Pas dan worden ze volledig benut. Dit geldt zeker voor het ontwerp en het gebruik van een gezond gebouw. Gebouwen van Onix hebben niet alleen de handtekening van ons als ontwerpers, maar ook die van de gebruikers.”
Is dat de reden dat jullie vooral low-tech oplossingen toepassen om gezonde gebouwen te realiseren?
“Jazeker. Mensen zijn geneigd alles met techniek op te willen lossen. Door vanuit de architectonische vorm te denken en suboptimale oplossingen te voorkomen, kun je de ondersteuning met techniek minimaliseren en gebouwen financieel haalbaar maken.”
Welke low-tech oplossing vormt de basis voor jullie ontwerpen?
“Dat is zonder meer het optimaliseren van de relatie tussen binnen en buiten. In onze gebouwen proberen we intern ruimten te ‘ontgrenzen’, maar ook tussen binnen en buiten grenzen zoveel mogelijk op te heffen. Een veranda bijvoorbeeld heeft een grote gebruikswaarde, maar speelt ook een belangrijke rol bij het creëren van een duurzame, energiezuinige en gezonde omgeving. Die zaken moet je integraal bekijken. Bij het door ons ontworpen kindcentrum De Kronkelaar in het Groningse Wagenborgen hebben we een grootschalig, gevouwen dak toegepast, bijna als een vliegend tapijt. Onder het uitkragende dak ontstaat in het verlengde van ieder groepslokaal een buitenlokaal of veranda. Tegelijkertijd fungeert het dak als zonwering, waardoor het gebouw alzijdig georiënteerd kan zijn. Doordat er weinig direct zonlicht naar binnen straalt, is het er ook in de zomer erg behaaglijk.”
Tekst gaat door onder de foto's
Onix // Kindcentrum De Kronkelaar Groningen Wagenborgen // Fotografie door Gerard van Beek
In welk project zijn volgens jou de mooiste oplossingen bedacht om tot een gezonde omgeving te komen?
“Een mooi project vind ik het Centrum voor Natuur en Milieu Educatie in Amersfoort. In dit voorbeeldgebouw lag de lat wat duurzaamheid en gezondheid betreft logischerwijs erg hoog. Er werd bijvoorbeeld een GPR van 9 gevraagd. In het grotendeels houten gebouw passen we vooral natuurkundige principes toe, zoals een zonneschoorsteen en zomernachtkoeling middels luiken. Hellende dakvlakken versterken de natuurlijke trek. Een loggia met begroeiing zorgt in de zomer voor schaduw, terwijl de zon in de winter diep het gebouw in kan komen. Een betonvloer houdt die warmte vast. Dankzij deze slimme oplossingen kon het aantal installaties beperkt blijven. In het gebouw zijn daarnaast vooral onbehandelde materialen gebruikt, zoals een gevel van onbehandeld accoya hout.”
Tekst gaat door onder de foto's
Onix // Centrum voor Natuur en Milieu Educatie Amersfoort // Fotografie door Peter van der Knoop
Vanaf de oprichting van Onix ruim 25 jaar geleden loopt het bureau voorop als het gaat om duurzame en gezonde architectuur. Hoe houden jullie die positie vast?
“Door continu te blijven experimenteren. We hebben het voordeel dat we aan projecten werken van verschillende omvang. Sommige principes kunnen we in het klein uitproberen en vervolgens in het groot doorvoeren. Daarnaast stellen we ons altijd open voor innovatieve adviseurs. Hun concepten zien we als ingrediënten die onze architectuur beter en vanzelfsprekender kunnen maken. Gedurende het ontwerpproces draaien we af en toe de prioriteit tussen architectuurvisie en installatieconcept om. Aan ons de uitdagende taak om er een integraal verhaal van te maken.”
Jouw expertise ligt vooral bij scholenbouw. Door COVID-19 is er veel aandacht voor gezonde onderwijsomgevingen. Waar liggen volgens jou de specifieke uitdagingen?
“De ventilatievoud moet omhoog, maar daarnaast moeten we ook duurzaam en energiezuinig bouwen. Daar zit een spanningsveld. Hoe meer je ventileert, hoe minder energiezuinig een gebouw is. Een gezonde leeromgeving vraagt om extra investeringen, maar de budgetten in het onderwijs staan onder druk. Deze tegenstrijdigheden krijgen een steeds bepalender rol in het ontwerpproces van een school. Toch proberen we ons daar niet al te zeer door te laten leiden. Onze belangrijkste puzzel is nog steeds het creëren van een zo flexibel mogelijk gebouw, dat kan meebewegen met veranderende onderwijsvisies. Wat ik daarnaast altijd in mijn schoolontwerpen probeer te stoppen, is zicht op de hemelkoepel en op de omgeving. Daglicht moet zoveel mogelijk van twee kanten komen. Dan zit je nooit opgesloten achter een zonwering.”
Een gezond gebouw daagt gebruikers ook uit om actief te zijn. Hoe dragen jullie gebouwen daar aan bij?
“We vinden het interessant om ruimtes te ontwerpen waarvan je buiten niet precies weet hoe ze er vanbinnen uitzien. Dat soort ruimtes nodigen uit om op onderzoek uit te gaan en de mogelijkheden te verkennen. Dat is volgens mij een belangrijke waarde van architectuur. We maken grote, multifunctionele ruimtes waarin je als gebruiker helemaal los kunt gaan, maar ook kleinere, spannende ruimtes waar iets te ontdekken valt. De dynamiek zorgt voor een actief en gezond gebruik van een gebouw.”