Actueel / Nieuws

Ruimtelijke kwaliteit vraagt nieuw ‘ruimtelijk contract’ |2

Gaat de door Tom Lanoye in NRC geconstateerde ‘afbraak van de samenleving’ in Nederland ook op voor onze zo roemruchte ruimtelijke ordening en – vooral – kwaliteit? Als dat zo is, dan zijn de komende verkiezingen een perfect momentum om het tij te keren. Zodra ruimte terug is op de agenda moet de ruimtelijke kwaliteit met ambitie én verbeelding gezamenlijk worden opgepakt en uitgevoerd. Vanuit een rijk met visie, zonder door te slaan. Deel 2 van de serie Denken, Dromen, Doen over de Verkiezingen 2021.

Lanoye memoreert in zijn NRC-analyse (van 4 februari) namelijk aan een uitspraak van Rutte, en niet met instemming: ‘wie visie zoekt, moet naar de oogarts’. In zijn van heimwee doortrokken klaagzang over het land dat tien jaar leed onder ‘de afbraak van de samenleving’ wordt vooral bij pijnlijke actuele dossiers aangesloten. Dat leed gaat over de toeslagenaffaire, de afbraak in de gezondheidszorg en de onmacht en het gestuntel tijdens deze pandemie. Dat raakt mensen direct. In het verlengde zie je ook ernstige symptomen op een ander terrein, dat meer terra incognita is voor het grote publiek. Het gebrek aan visie, kennis, empathie en uitvoerend vermogen is namelijk ook op ruimtelijk gebied nakende. De nieuwe Omgevingswet is wat dat betreft een proces van herhalend uitstel. Het oude stelsel staat al aan de straat.

De Vlamingen keken altijd met een zekere bewondering naar de organisatie van ons land, ook wat ons ruimtelijk vermogen betreft. Van strategie, planvorming tot uitvoering: we waren voorbeeldstellend. De bewondering wordt ook op dit vlak – in het verlengde van Lanoye’s verbijstering – langzamerhand verwondering. Gelukkig lijken we ons hiervan bewust te worden. De roep om regie is inmiddels luidkeels en gehoord in de Tweede Kamer. Ook VNO-NCW en MKB-NL zien de noodzaak voor ruimtelijke regie en integraliteit, zo blijkt uit de nieuwe koers ‘Ondernemen voor brede welvaart’.

Dat is goed, al moeten we niet doorslaan. Ook als nu de slinger terecht weer teruggaat na de ontmaskering van het ‘neoliberale’ (motto: 'de markt lost het wel op’), naar een nieuwe filosofie van ‘het maatschappelijke’ en ‘de overheid moet de regie pakken’. Er zijn lessen te leren, zeker als er een neiging is naar weemoed over het oude ruimtelijke beleid.

Met de naderende verkiezingen en hernieuwde aandacht voor ruimte, kwaliteit en waarden is er wel de noodzaak van een nieuw ‘ruimtelijk contract’. Dat moet enerzijds voorkomen dat allerlei claims sectoraal worden bepleit en in ‘deals’ worden omgezet. Want of het nou om energie, bereikbaarheid of woningbouw gaat: er is een enorm risico op suboptimale, niet-integrale oplossingen. In steden en op het platteland. De discussie wonen versus energie in de polders Rijnenburg en Reijerscop maakt dit duidelijk. De afzonderlijke crises – klimaat, energie, huisvesting, tweedeling – vragen juist om gedeelde visie, strategie en uitvoering. Samen, anders én beter, toch? We moeten af van alleen vierkante meters ‘dozen’ in het kostbare landschap, van windmolen- en zonneparken ‘verspreid door het land’ en van woonwijken diep onder NAP, zonder dat deze zijn ingebed in een ‘plan’ dat is gebaseerd op visie. Onze ruimtelijke kwaliteit komt juist door optimaliseren, overleg en ontwerpen. Met als fraai voorbeeld het Deltaplan Grote Rivieren. We kunnen het! Zeker ook met de nog aanwezige ontwerpkracht.

‘Als er al een ministerie van Ruimte en Wonen, of Duurzaamheid en Leefomgeving komt, moet het geen heimweedepartement worden, maar een toekomstdepartement, mét visie en substantiële middelen.’

De visie, nationaal of regionaal, kan stoelen op aloude begrippen als samenhang en diversiteit, maar liever nog op een serieuze onderbouwing van de drie-eenheid toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Dit in het besef dat het begrip ruimtelijke kwaliteit altijd een notie van irrationaliteit zal houden. Hoe dan ook is een dergelijke waardengedreven visie nodig die wel samenhang en verbinding schept, in het systeem, qua beeld en tussen de instituties, bedrijven en mensen. Alleen dan is een uitvoeringsagenda zinvol, met een investeringsplan dat consistent voor jaren wordt doorgezet. Niet eindeloos actie-reactie vanuit eenzijdig, sectoraal kortetermijndenken. Met hap-snap kom je er niet.

Dus áls er al een ministerie van Ruimte en Wonen, of Duurzaamheid en Leefomgeving komt, moet het geen heimweedepartement worden, maar een toekomstdepartement, mét visie en substantiële middelen. We gaan Tom & de Vlamingen laten zien dat we in Nederland in staat zijn om de ‘verloren ruimte’ weer terug te pakken, om vervolgens weer toonaangevend te worden in ruimtelijke kwaliteit, innovatie en duurzaamheid. Dat moet ook, want de woningbouwopgave en Parijs 2050 zijn noodzaak en hebben een concrete doelstelling. Laat de oogarts maar zitten. We gaan het aanpakken met onze hearts and minds!

Profielfoto van Communicatie

Geschreven door

Communicatie

.