BNA klacht over selectiecriteria gegrond

De BNA is niet tegen aanbesteden. Maar dan moet er wel sprake zijn van een faire competitie met gelijke kansen. Te zware en specifieke selectiecriteria sluiten onnodig veel bureaus uit en drijven de deelnamekosten op. Onlangs publiceerde de Commissie van Aanbestedingsexperts een nieuw advies op een klacht van de BNA over disproportionele selectiecriteria, dat het standpunt van de BNA onderschrijft.

Wat is er aan de hand?
Een aanbesteder organiseert een niet-openbare aanbesteding om een ontwerpteam te contracteren voor het ontwerp van een nieuw districtskantoor met gemeenschappelijke meldkamer. De selectiecriteria zijn volgens de BNA onredelijk zwaar, waardoor onnodig veel bureaus afvallen. Vooral kleine bureaus hebben het nakijken. Dus dient de BNA uiteindelijk een klacht in. De Commissie van Aanbestedingsexperts (CvAE) oordeelt nu dat de BNA terecht klaagt. De selectiecriteria zijn op meerdere onderdelen niet proportioneel.

Meer van hetzelfde

De BNA is het niet eens met aanbesteder dat er voor het selectiecriterium ‘ervaring met ontwerpintegratie’ twee referenties gevraagd worden die identiek beoordeeld worden. Dat is meer van hetzelfde vragen, wat niet mag volgens de Gids Proportionaliteit. Aangezien het hoogwaardige dienstverlening betreft, mag de aanbesteder volgens de CvAE ervaring met het coördineren en afstemmen van meerdere disciplines binnen één referentieproject vragen. Echter, maximaal twee referentieprojecten vragen en die vervolgens identiek beoordelen mag niet.

Bewezen samenwerking

Ook het selectiecriterium ‘bewezen projectsamenwerking’ valt verkeerd bij de BNA. Aanbesteder vraagt één referentieproject, dat beter scoort naar mate meer leden van het ontwerpteam betrokken waren bij die referentie. De CvAE neemt een principieel punt in. Dit is niet toegestaan volgens de CvAE. De Aanbestedingswet stelt dat een ondernemer een beroep kan doen op de bekwaamheid van derden, ongeacht de juridische aard van de banden met die derden. Volgens de CvAE valt met dit uitgangspunt niet te rijmen dat bij een selectiecriterium de toe te kennen scores wel afhankelijk gemaakt worden van de juridische aard van de banden met derden. Immers, uitsluitend betrokken samenwerkingspartners scoren, andere derden niet.

Nabijheid winkelcentrum

Het selectiecriterium ‘ervaring met het ontwerpen van complexe gebouwen’ spant de kroon. De BNA heeft grote moeite met de beoordelingsaspecten ‘nabijheid winkelcentrum’, ‘24-uurs-bezetting van kantoorfunctie, niet zijnde baliefunctie’ en ‘plafondhoogte kantoorfunctie’. Die zijn veel te specifiek, waardoor aanbesteder niet vraagt naar vergelijkbare, maar naar gelijke ervaring. En dat mag niet. Bovendien vindt de BNA deze aspecten geen passende graadmeter voor architectonische complexiteit. De CvAE volgt de argumentatie van de BNA en acht ook dit klachtonderdeel gegrond.

Opgeleverde referenties

De BNA klaagt ook over het feit dat bij de selectiecriteria ‘ervaring met ontwerpintegratie’ en ‘bewezen projectsamenwerking’ om opgeleverde referenties gevraagd wordt. Dit klachtonderdeel acht de CvAE ongegrond. Formeel vraagt aanbesteder niet om opgeleverde referenties, maar om referenties waarvan de fasen VO, DO, TO en toezicht tijdens UO en uitvoering afgerond zijn. Volgens de BNA eindigt toezicht op de uitvoering met de oplevering en wordt er feitelijk wel degelijk om een opgeleverd project gevraagd. En wordt het feit of je het toezicht op de uitvoering tijdig afgerond hebt (binnen de referentietermijn) in hoge mate bepaald door de voortgang van de aannemer. En de BNA blijft van mening dat de ontwerpintegratie en de samenwerking binnen het ontwerpteam hoofdzakelijk plaatsvindt in de ontwerpfasen en veel minder tijdens de uitvoering. Het is dus zaak om bij een volgende klacht dergelijke bezwaren preciezer te omschrijven.