Gastblog Louise Vet: Eenheid in verscheidenheid

Het was me een tour de force. Op zoek naar het Beste Gebouw van 2018 met een erudiet juryteam van wijsneuzen die allemaal hun eigen idee hadden over de maatschappelijke meerwaarde van architectuur, het belangrijkste criterium. Hetgeen niet alleen leidde tot felle en fascinerende discussies maar ook tot een verdieping van dit criterium en beter inzicht in de vele mogelijkheden die er zijn voor architecten en opdrachtgevers om maatschappelijk echt iets bij te dragen met hun bouwplannen. Uit ervaring als opdrachtgever van het duurzame laboratorium-kantorencomplex van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) weet ik dat dit alleen gebeurt als er een prima samenwerking is tussen architect, opdrachtgever, bouwer en gebruiker. Ook dat is een tour de force.

Het streven is natuurlijk naar echte integraliteit waarbij zowel de esthetiek, functionaliteit, verbinding met de omgeving en ecologie/duurzaamheid – energetisch, circulair, letterlijk groen – en ‘geluk’ van de gebruiker samenkomen. De lat lag bij deze verkiezing dus hoog en bovendien had ieder jurylid een eigen prioriteitenlijstje. En dat merkten we tijdens de bezoeken aan de geselecteerde gebouwen. De discussie in de bus startte meestal met de gemiste kansen die we opmerkten bij de verschillende gebouwen. Fraai gebouw maar weinig oog voor omgeving. Duurzaam en functioneel top maar architectonisch arm. Gebruikers gelukkig maar duurzaamheid ho maar. Ik maakte me onderweg – drie dagen in de bus – flink zorgen of we als jury ooit tot een positief en liefst unaniem eindoordeel konden komen. Tegelijkertijd ervaarde ik het als heel positief dat ik zo’n uitgekiende en gemêleerde jury mocht voorzitten en ik weet zeker dat ieder van ons er veel van heeft geleerd.

En dan gebeurt er iets… je voelt de opwinding, je ziet bewondering in de ogen, iedereen geniet blijkbaar. Kritische kanttekeningen worden moeilijker, positieve uitlatingen spontaner. Een andere discussie in de bus. We hebben de winnaar!! Unaniem en wel. Het werd Het Gelders Huis in Arnhem. Een prachtig voorbeeld van hoe een gebouw iets kan toevoegen aan de omgeving, hoe ze eerbied voor het oude kan versterken door het te verbinden met nieuw. Het prachtige oude provinciehuis – een Rijksmonument – ondergaat een renaissance in trotse interactie met de stad. Het project zit vol gedurfde keuzes en heeft oog voor de kleinste details. Was er dan helemaal geen kritiek? Jawel, want zelfs bij de winnaar mis ik nog de ecologische inbedding, de aandacht voor het belang van letterlijk groen als klimaatbuffer en als leefruimte voor andere bewoners dan de mens. Biodiversiteit creëren met, op, en rond de gebouwen is overal nog onderbenut, verstening is nog steeds de onwenselijke norm. Het blijft de grote uitdaging voor architecten van de toekomst. Natuur faciliteren is echt geentour de force. Maar wat niet is kan nog komen. Hopelijk ben ik welkom bij Het Gelders Huis om er eens verder over te praten.