Als architectuur een spiegel is van de samenleving, zijn gebouwen haar gestolde spiegelbeelden. In vette jaren mag architectuur wat kosten, in magere jaren is schraalhans bouwmeester. De communis opinio is dat economische bloeiperioden betere architectuur opleverden. Maar is dat wel zo? Want wat is beter en wat maakt architectuur dan waardevol?
Die laatste vraag werd mij op het dieptepunt van de vastgoedcrisis door een ruim bewierookte architect gesteld: ‘Waarom investeren samenlevingen alleen in architectuur als het economisch goed gaat? Moet je als samenleving niet juist als het minder gaat verstandig investeren?’ Je moet altijd verstandig investeren, ook als het economisch goed gaat. Het belangrijkste verschil tussen vette en magere jaren is dat investeringen in magere jaren beter verantwoord moeten worden. ‘In magere jaren kom je niet weg met mooie praatjes die je niet kunt onderbouwen’, zei ik. Ik moest aan deze conversatie denken, toen de BNA ons vroeg mee te denken over hun Value Cases: voorbeeldprojecten van gebouwen waarbij de geclaimde waarde wordt onderbouwd met bewijsvoering en haar nordische zusterorganisaties goede ervaringen mee hebben opgedaan.
Bij Rebel en Springco houd ik mij onder meer bezig met Maatschappelijke Kosten-Baten Analyses (MKBA’s). Een door de bestuurskunde aan de bedrijfseconomie ontleende methode die de aantrekkelijkheid van het ene investeringsalternatief vergelijkt met die van het andere. Met als doel om het beste alternatief te kiezen. Waar de bedrijfseconomische kosten-batenanalyse uitsluitend naar financiële geldstromen kijkt, neemt de MKBA ook niet-financiële kosten en baten in ogenschouw. De MKBA kijkt naar de waarde van een project voor de samenleving als geheel en die waarde kan meer en anders zijn dan geld. En zo is het ook voor onder architectuur gebouwd vastgoed. Daarom hebben we de MKBA-gedachte vertaald naar de wereld van de architectuur.
Het resultaat van die vertaling is het BNA Value Assessment. Een instrument waarmee architecten de maatschappelijke waarde van hun ontwerp kunnen (laten) doorrekenen. Het instrument beoordeeld ontwerpen op hun economische, ecologische en sociale waarde en helpt ook bij de kwantitatieve onderbouwing daarvan. Waar mogelijk uitgedrukt in euro’s. Die analyse helpt architecten in de onderbouwing van hun argumentatie waarom de opdrachtgever juist voor hun ontwerp moet kiezen, maar ook in de verantwoording van overheden over waarom zij voor dit ontwerp hebben gekozen: omdat de samenleving daar aantoonbaar beter van wordt.
Slimme architecten gaan niet eerst een ontwerp maken om dat vervolgens door het BNA Value Assessment te trekken. Slimme architecten doen aan reversed engineering en houden in hun ontwerp al rekening met de beoordelingscriteria van het BNA Value Assessment. En zo helpt het BNA Value Assessment niet alleen bij het selecteren maar ook bij het ontwerpen van maatschappelijk waardevollere gebouwen.
Over smaak valt niet te twisten en dat moeten we ook niet doen. Maar heel veel andere prestaties van gebouwen dan schoonheid, kunnen we objectief beoordelen. Bijvoorbeeld wat ze doen voor CO2-uitstoot, voor de lokale economie en voor de waardeontwikkeling van het omliggende vastgoed. Daar is data over beschikbaar. Daarbij moeten we wél voor ogen wat het doel van het BNA Value Assessment is: verschillende ontwerpen met elkaar te vergelijken en op basis daarvan voor het maatschappelijk meest waardevolle ontwerp kiezen.
Als onze droom werkelijkheid wordt zullen het BNA Value Assessment en de filosofie daarachter leiden tot maatschappelijk waardevollere ontwerpen en gebouwen. Dat is ook de raison d’être van Rebel en Springco: bijdragen aan verstandiger besluiten die leiden tot een betere wereld. Voor BNA-bureaus is dit instrument op eenzelfde manier win-win: op basis van de output van het BNA Value Assessment kun je een Value Case maken. Omdat je de in het assessment geclaimde waarden onderbouwt met bewijsvoering is je Value Case een geloofwaardige, waardevolle acquisitie- en profileringscase inéén.