Actueler kan het eigenlijk niet: een gesprek over de (klimaat)adaptieve dijk. Toch stamt het ontwerpend onderzoek dat de BNA rondom dit thema initieerde al uit 2015. Zes interdisciplinaire ontwerpteams onderzochten de mogelijkheden voor de rivierdijk als onderdeel van een adaptief en kwalitatief landschappelijk systeem, dat kan meebewegen met veranderende condities en gebruik. De waterschappen speelden daarbij als eigenaar en beheerder een hoofdrol. Drie betrokkenen bij de waterschappen kijken met elkaar terug op het proces en de resultaten. Welke meerwaarde heeft ontwerpend onderzoek met architecten, en hoe beïnvloeden de resultaten het huidige denken over dijkaanpassingen?
Ontwerpend onderzoek als inspiratie
Hoewel het onderzoek al negen jaar oud is komt het gesprek als geroepen, zeggen de deelnemers. Ontwikkelingen gaan vaak in golfbewegingen, en het is belangrijk dat we niet steeds weer opnieuw moeten beginnen met verworven kennis en methoden, stellen ze. Myra Kremer: ‘Voor mij is het toevoegen van maatschappelijke meerwaarde heel belangrijk. Dat een dijk niet alleen veilig moet zijn, maar ook: hoe maak je een aantrekkelijk rivierengebied? Hoe kun je dat doen, wat heb je daarvoor nodig? Onze toenmalige dijkgraaf Roelof Bleker zag veel meerwaarde in architectuur en ontwerpend onderzoek. Zo zijn we in gesprek gekomen met de BNA. De studie was echt als inspiratie bedoeld, er bleek bij ons breed in de organisatie veel motivatie voor te zijn.’
Het was de periode waarin Ruimte voor de Rivier plaatsmaakte voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). De dubbeldoelstelling van veiligheid in combinatie met ruimtelijke kwaliteit werd afgeschaald naar sober en doelmatig. Margreet Krol: ‘We waren veel aan het uitleggen. Om de dijk niet alleen veilig maar ook mooi in het landschap achter te laten. Als je met architecten ontwerpt kijk je naar het hele gebied en naar langetermijnperspectieven. Dit onderzoek zie ik echt als een van de speldenprikjes om meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit in dijkversterkingsprojecten mee te mogen nemen.’ Eddy Steenbergen herkent dit beeld. Als waterschap kijken we toch snel naar die waterkering met misschien links en rechts nog een beetje ruimtelijke kwaliteit. Met het ontwerpend onderzoek keken we naar een veel bredere zone: naar het gehele rivierensysteem, naar het achterland. Het oprekken van denken in tijd en ruimte is goed gelukt. Ik herinner me het ontwerp van LOLA van de ‘Meegroeidijk’, die af en toe gecontroleerd mocht overstromen. Over dat soort ideeën proberen we met de organisatie na te denken. Zodat we niet automatisch en te snel terugvallen op de conventionele dijkverzwaring en -verhoging. Want wat doe je dan over 50 jaar? Je kúnt niet overal als vanzelfsprekend blijven ophogen.’
‘Ontwerpend denken is nodig om naar de breedte van een opgave te kijken’.
Verre horizon
Ruimtelijke omgevingskwaliteit is voor waterschappen steeds belangrijker. Bij het waterschap is er inmiddels een landschapsarchitect werkzaam, zegt Eddy. Dijken in het IJsselgebied hebben veel ruimtelijk kwaliteit met groen en openheid die erg wordt gewaardeerd. ‘Meer verstedelijkte gebieden kunnen interessante aanjagers zijn om juist het ontwerpend denken mee te nemen. Een kort stukje zoals vijf kilometer bij de Grebbedijk is geschikt omdat het dan gemakkelijker is om handen op elkaar te krijgen, een ideale proeftuin’. Voor Myra was het ten tijde van de studie vooral zaak om de organisatie mee te krijgen in een ander denken. ‘De organisatie bestaat toch vooral uit techneuten. Die moesten we echt even uit de comfortzone halen en verder vooruit laten kijken. In het onderzoek keken we echt vanuit de lange termijn van 2100 naar 2050 en vervolgens naar het nu. Als je kijkt naar die verre horizon, wat zou je dan in het landschap voor je zien? Het was best lastig om dat gesprek op gang te krijgen. De presentatie van de ideeën en ontwerpen speelt dan een belangrijke rol, daarmee kun je mensen meekrijgen om verder te kijken.’
Out of the box
Voor iedereen die aan het HWBP werkt hoopt Myra dan ook dat men breder dan puur naar de dijk kijkt. ‘Kijk wat er mogelijk is.’ Voor Margreet zijn de resultaten van het ontwerpend onderzoek op veel vlakken een inspiratiebron geweest, ook nog in de jaren erna, bijvoorbeeld in het kwaliteitskader van een project aan de IJsseldijk.’ Daarbij is de timing wél belangrijk, want het meer conceptuele denken met een verre horizon uit de studie paste minder goed binnen de kaders van het concrete project. Naast timing gaat het erom goed te bedenken wie je wanneer betrekt met welk verhaal. Wanneer het project zich dichtbij in de tijd bevindt, is het belangrijk aan te geven wat de spelregels zijn, bijvoorbeeld aan betrokken bewoners. Als een project al in de steigers staat, is dat inderdaad belangrijk, beaamt Eddy. ‘We moeten iets doen aan een dijk die niet voldoet, maar als je in die fase te veel met out of the box-oplossingen komt, dan moet je je wel heel goed bewust zijn van wat die concreet betekenen. Bij de Grebbedijk is het gebeurd dat we werden gezien als een nieuwe klimaatdijk, een deltadijk. Terwijl we nog niet echt een scherp beeld hadden van wat er moest gebeuren aan de dijk. Acht jaar verder komt er dan toch geen superdijk te liggen met een kruin van 40 meter, maar een meer conventionele dijk. Daarmee is ook de motor voor ruimtelijke kwaliteit er omheen een stuk kleiner geworden.

Energie losmaken
Voor Myra is het vooral een én én. ‘Als ik kijk naar alle opgaven die er in Nederland spelen, dan is het voor mij vooral zaak om die kaartlagen over elkaar heen te leggen. En met stakeholders naar de grotere gebieden te kijken op een abstracter niveau. Niet met de projectmensen die direct aan de slag willen, maar met de mensen die er juist boven willen hangen. Ook ontwerpers zijn daarbij op hun plek. Zij kunnen de benodigde energie losmaken.’ Als je een oplossing wilt realiseren, dan is het wel goed om het in een project te zetten. Voor de ontwerpstudie moet ze constateren dat die niet direct tot concrete ideeën heeft geleid. Toch is er absoluut een positieve spin-off geweest zegt ze. ‘Die zit vooral in het meenemen van mensen, het enthousiasmeren en inspireren.’ Het inhuren van ontwerpbureaus, ook vóór het een opgave wordt, is de afgelopen jaren heel gewoon geworden, zeggen ook Margreet en Eddy. ‘Het ontwerpend onderzoek is daar wel een belangrijk puzzelstukje voor geweest.’
Koppelkansen klimaatadaptatie en wonen
Kijkend naar de ontwerpstudies valt op dat het wonen een opvallend groot aandeel heeft in de oplossingen die de teams schetsten. Is het wonen ook daadwerkelijk als mogelijke oplossing bekeken? Margreet ziet vooral koppelkansen. ‘Bij ons was leefbaarheid een belangrijk thema als koppeling. We kijken heel nadrukkelijk naar het combineren van de verschillende opgaven. Maar laat ik eerlijk zijn, we krijgen het niet altijd voor elkaar. Bijvoorbeeld omdat het niet lukt om de planningen van opgaven bij elkaar te krijgen. Soms lukt het wél om woningen dicht bij de dijk te realiseren. Vaak is een gebiedsontwikkeling te groot voor ons om op te pakken, maar we proberen wel altijd uit te gaan van het samen optrekken in de ontwerpfase.’ Myra vult aan: ‘Wij hebben al best wat koppelkansen weten te realiseren met andere partijen, zoals uitbreiding van woonwijken aan de dijk. Met het oog op de toekomst zijn dat wel ontwikkelingen die minder vaak gerealiseerd gaan worden, omdat het goed is ruimte rond de dijk vrij te laten.’
Inspirerend en biedt perspectieven
Ook in de IJsselvallei moeten nog veel woningen gebouwd gaan worden, vaak op plekken die gevoelig zijn voor hoog water. Drijvende woningen zoals uit de studies naar voren kwamen zijn lastig, zegt Eddy. ‘Dan moet er altijd water zijn, terwijl het in het zomer juist heel droog kan zijn. Dan ligt je huis in een modderpoel. We zouden meer geprikkeld moeten worden met hoe het huis van de toekomst in gevoelige omgevingen er uit zou kunnen zien.’ Myra: ‘Er is al veel geëxperimenteerd met aangepast bouwen. Wat mij is bijgebleven van een van de ontwerpen van destijds is het terugleggen van de dijk en daar een heel nieuw landschap omheen creëren dat meegroeit met het water en waar ook gewoond kan worden. Dat vond ik echt een inspirerend langetermijnperspectief. Daar zouden we echt veel meer mee moeten werken.’
Deelnemers
Myra Kremer – omgevingsmanager HWBP bij Waterschap Rivierenland
Eddy Steenbergen – projectmanager trajectaanpak HWBP IJsseldijken bij Waterschap Vallei en Veluwe
Margreet Krol – projectmanager waterschap Drents Overijsselse Delta
BNA wil weten hoe de studie De Adaptieve dijk heeft uitgepakt, zodat de inzichten gebruikt kunnen worden bij de aanpak van actuele issues zoals klimaatadaptatie met ontwerpend onderzoek.