Wat geeft het gebouw terug aan zijn omgeving? Op deze vraag geeft BNA-voorzitter Jolijn Valk zelf antwoord in haar voorwoord in het nieuwe BNA Architectenjaarboek 2021-2022. In deze editie krijgen opdrachtgevers meer ruimte dan ooit.
In het afgelopen anderhalf jaar zijn we ons meer bewust geworden van onze buitenruimte en de gebouwde omgeving. Wandelen was de nieuwe manier van vergaderen en van ontspannen. We weten beter waar de mooie gebouwen en plekken te vinden zijn, waar het groen en veilig is om even frisse lucht te pakken. Maar ook doordat we zoveel buiten waren, vielen ook minder goede dingen op zoals onveilige straten en parken, afgeplakte gevels met erachter de supersnelle bezorgservices. Hoe je omgeving er uitziet, is van invloed op je gemoedstoestand.
Bij de BNA Beste Gebouw van het Jaar-inzendingen zie ik prachtige voorbeelden. Een icoon dat je onmiddellijk opgewekt maakt, een gebouw dat uitnodigt om elkaar te ontmoeten, een huis dat zo goed past in het landschap dat zijn aanwezigheid het verrijkt. Stuk voor stuk sterke gebouwen die de meerwaarde van de architect tonen en waarbij het belang van goed opdrachtgeverschap wordt bekrachtigd.
Goede gebouwen geven dus wat terug. Je kunt je beter voelen, zelfs gelukkiger worden in een mooie omgeving. Het gebouw is er niet alleen voor de gebruiker, ook voor de voorbijganger. âSchoonheid is een mensenrechtâ, zei Maxim Februari bij Zomergasten, refererend aan de wijk Overvecht waar hij is opgegroeid. âJe kunt je haast niet gezond en vrolijk voelen in zoveel lelijkheidâ. Ik ben het volmondig eens met dit credo en draag het graag uit in mijn werk. Daarbij heb ik het overigens niet over âmooiâ. Schoonheid is niet subjectief, dat gaat over meer, het gaat over aandacht. Als iemand zijn best heeft gedaan voor jou, dan geeft je dat een goed gevoel. Het tegenovergestelde is dus net zo waar. De invloed van een gebouw op de direct aangrenzende publieke ruimte is groot. Bij een geslaagd ontwerp verrijkt het gebouw zijn omgeving, maakt het verblijf er veiliger en prettiger. Aandacht voor materialiteit, vorm en detail kan daarbij een groot gebaar maken, en zelfs het verschil uitmaken.
Een goed gebouw is het resultaat van goed opdrachtgeverschap en goed opdrachtnemerschap. Het is als mooie dans, zoals het in het juryrapport wordt genoemd. Hiervoor is nodig dat je je kunt verplaatsen in de ander. En dat je je gezamenlijk afvraagt voor wie je bouwt. In de huidige maatschappij worden de verschillen tussen mensen steeds duidelijker kenbaar gemaakt. Dat lijkt mij een goede ontwikkeling want dat vraagt om een herijking van de bekende weg. Wat we bijvoorbeeld kennen als âeensgezinswoningâ bestaat misschien helemaal niet meer. Of wat is de starterswoning? Zijn die definities nog wel juist? Om antwoord te kunnen geven op dit soort vragen is bewustwording van verschillen tussen mensen belangrijk. Alle stemmen moeten worden gehoord. Alle gebouwen die in dit Jaarboek staan, tonen deze schoonheid en hoop. Ze zijn ontwikkeld met een visie en tot stand gekomen in een proces van vragen en doorvragen. Daarmee zullen deze gebouwen, de architectuur en het vakmanschap ervan ons iets leren over de huidige tijd.
Ik hoorde laatst over het oeroude begrip âtuunâ: een omtuining en voorloper van onze hedendaagse âtuinâ. Een dergelijke wildwal of haag biedt ook anno nu nog steeds enerzijds een duidelijke afscheiding tussen privÊ en openbare ruimte, maar geeft, anders dan een schutting of hekwerk, ook wat terug. Binnen de haag is ruimte voor een enorme diversiteit aan planten en dieren, dat alles zorgt weer voor CO2-opname en verrijking van de grond. De haag is een harmoniemodel waarin de mens met de natuur samenwerkt. Zou die haag symbool kunnen staan voor de gebouwen die we maken in de toekomstige bouwopgave door je, bij het innemen en afbakenen van ruimte, af te vragen: wat geven we terug?
Ik wens je veel inspiratie bij het lezen van dit Jaarboek.