Actueel / Nieuws

Heeft comfort wel waarden?

Gastblog van Katja van Roosmalen

Soms word ik getriggerd door een zin of uitspraak. Zoals door de zin ‘Deze (waterstof)ketel kan straks je huis verwarmen, zonder de extra isolatiekosten die een warmtepomp nodig heeft’. Oh, is dat zo?, schoot door mijn brein. Technisch gezien geloof ik de leverancier direct, maar als het huis geen warme jas krijgt, blijven we een vergiet verwarmen. Bovendien wordt een belangrijks aspect vergeten: het comfort.

Het was deze gedachtegang die leidde tot een safari door ‘Onderzoekend Nederland’: kan iemand aangeven welke mate van comfort bewoners willen ervaren? Zijn er harde cijfers beschikbaar? Vinden bewoners luchtlekkage acceptabel, hoeveel lumen licht ervaren ze als prettig, wat is een aangename vochtgraad en hoeveel geluid van de straat tolereren we? Voor nieuwbouwwoningen gelden strenge energetische eisen en in het Bouwbesluit zijn minimumeisen opgenomen die veelal gebaseerd zijn op gezondheidsnormen. En zelf hoor en lees ik regelmatig: de bewoners wilden veel licht of een behaaglijk huis. Maar het lijkt erop alsof we comfort baseren op aannames in plaats van op feiten.

Dat cijfers en gevoel niet altijd corresponderen, weet iedereen die naar De rijdende rechter kijkt. Terwijl alle meetapparatuur aantoont dat aan de wettelijke norm is voldaan, ervaren bewoner nog steeds overlast. Vanuit dat licht bezien, zou je verwachten dat er minstens één instantie onderzocht heeft wat bewoners comfortabel vinden. Dat er algemene cijfers zijn, liefst een mediaan die als referentiekader kan dienen. Dat is niet het geval; niet bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, niet bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland of de Vereniging Eigen Huis, noch bij de 11 andere instanties waarmee ik contact opnam.

De cijfers die wel boven tafel kwamen hadden betrekking op de financiën, hoeveel kamers gewenst zijn en in welke buurten we bij voorkeur wonen. Maar comfort – volgens de definitie van Van Dale: gerieflijke inrichting m.b.t. dingen van dagelijks gebruik – wordt slechts op deelgebieden en veelal door leveranciers onderzocht. Door het ontbreken van samenhang is er dus ook geen rapportcijfer toe te kennen aan gerief. Dat lijkt me een mooie volgende taak voor de Rijksoverheid. Nu de Wet kwaliteitsborging na jaren is goedgekeurd zal het toezicht verbeteren. Zou het niet een mooie volgende stap zijn om de wensen in kaart te brengen?