Actueel / Nieuws

Omarm het sterke midden

Samen met Jurriaan van Stigt richtte Marianne Loof in 1989 Loof & Van Stigt Architecten op, dat in 2005 met Adriaan Mout doorgroeide als LEVS architecten. Met drie partners binnen het bureau is een goede afstemming over de te volgen koers noodzakelijk. Het denken in scenario’s speelt hierin een belangrijke rol. In welke doelscenario’s die de BNA heeft geformuleerd om sterker uit de corona-crisis te komen, herkent Marianne zich en welke ontwikkelingen ziet zij binnen het vakgebied?

Door Leon Sebregts

In hoeverre speelt het denken in toekomstscenario’s een rol in de positionering van LEVS als architectenbureau?

“Scenariodenken is voor ons als bureau heel belangrijk omdat het je even uit de waan en de hectiek van de dag haalt. Scenario’s scherpen je om even uit te zoomen en jezelf vanuit een helicopterview te analyseren. Ze fungeren voor mij persoonlijk echter niet zozeer als uitgangspunt. Na dertig jaar doe je vooral veel op intuïtie, vanuit persoonlijke waarden en competenties. Je kijkt waar je hart ligt, maar profileert je simpelweg ook op de zaken waarin je beter bent dan de rest. Hier creëer je vervolgens je verhaal omheen.”

Op welke manier zorgen jullie ervoor dat de persoonlijke waarden en competenties van de drie partners, maar ook van de werknemers, optimaal tot hun recht komen?


“De identiteit van een bureau met drie partners, twee associates en een heel divers team is natuurlijk altijd wat diffuser dan van een bureau waar één dominante architect de koers bepaalt. Dat soort bureaus zijn per definitie scherper in wat ze doen en wie ze zijn. De kracht van een meerkoppig bureau ligt in de mix van invalshoeken en die moet je dan ook omarmen, wat mij betreft. Alle drie zetten we op een bepaalde manier onze stempel op het bureau en bepalen we onze accenten, maar we kunnen ons altijd vinden in de gemeenschappelijke basis die we creëren. We geven hiermee bij voorbaat een soort gelaagdheid aan ons werk en het maakt onze projecten genuanceerd. Dat is heel waardevol, maar de keerzijde is dat we nooit op een bepaald terrein tot de absolute experts zullen behoren.”

‘Scenario’s scherpen je om even uit te zoomen en jezelf vanuit een helicopterview te analyseren.’

Hoe dragen jullie die gemeenschappelijke basis uit?

“Dat gaat niet altijd vanzelf. We noemen bewust geen auteur bij onze projecten en waarderen daarmee de verschillende elementen en rollen die samen tot het resultaat leiden. Binnen het team heb je af en toe de esthetische dominantie van de een nodig, de financiële realiteit van de ander en de holistische visie van een derde om tot iets te komen. Daarin zit een grote interactie en de rollen wisselen voortdurend.”

In een interview met Jurriaan van Stigt in Mevr. De Architect van A.ZINE las ik dat jullie heel bewust een zo divers mogelijk team samenstellen. Draagt dit ook bij aan die interactie?


“Zeker. In ons eigen huis, ons bureau zijn we daardoor in staat de verschillende invalshoeken die ook in de praktijk bestaan al bij voorbaat in te brengen. Ik ervaar de gevarieerde samenstelling van het bureau als een enorme rijkdom en een fundament onder wat we doen. Uiteindelijk moet er natuurlijk wel iemand zijn die zegt: ‘zo gaan we het doen’. Het is geen Poolse landdag. De verantwoordelijkheden binnen het bureau, ook los van de ontwerpen, vragen daar ook om. Hoewel ik soms jaloers kan zijn op mensen die vrij eendimensionaal en principieel denken en enorm overtuigd zijn van hun gelijk, zitten wij zo niet in elkaar. We hebben een soort cultuur binnen het bureau geschapen waarin we onze architectonische productie serieus nemen, maar ook de maatschappelijke context waarin het gemaakt moet worden. Betaalbaarheid, duurzaamheid en zeker de combinatie van beide bijvoorbeeld zijn in onze ogen niet de problemen van een ander maar zaken waar ook wij als ontwerpers iets mee moeten.”

‘Als we niet oppassen gaan we richting een toekomst waarin tachtig procent van de woningbouwproductie uit standaardfabrieken rolt en er nog maar een kleine nichemarkt overblijft voor de architect en de integrale ontwerpbenadering.’

Hoe zie je de toekomst van het architectenvak na corona?

“Ik maak me daar best zorgen om. Als we niet oppassen gaan we richting een toekomst waarin tachtig procent van de woningbouwproductie uit standaardfabrieken rolt en er nog maar een kleine nichemarkt overblijft voor de architect en de integrale ontwerpbenadering. Er ligt een enorme uitdaging voor ons als het gaat om woningnood, betaalbaarheid, woonwensen en verduurzaming. We focussen ons vaak vooral op de architectonische pareltjes die worden gerealiseerd, maar het is een risico alleen deze als voorbeeld te nemen. De onrendabele top op dat ene pareltje wordt net zo goed door tien andere, ondermaatse projecten betaald. We moeten juist de breedte omarmen! In ieder type opgave: de sociale woningbouw, vrije sector, scholenbouw en openbare ruimte. De Nederlandse steden ontlenen hun kracht aan een sterke, samenhangende kwaliteit op alle schaalniveaus, maar ook aan de balans tussen de verschillende maatschappelijke sectoren, zoals de sociale woningbouw en de vrije sector. En juist niet aan dat ene unieke, iconische ontwerp versus een zeer laagwaardige architectuur in de breedte.”

Kunnen die pareltjes niet een ontwikkeling in gang zetten?


“Natuurlijk heb je frontrunners nodig, projecten die de weg wijzen naar innovatie. Daarna is het echter belangrijk om onze idealen op de grote schaal vorm te geven. De verduurzaming van bestaande wijken is een veel moeilijkere maar wel veel belangrijkere opgave. Ik heb veel bewondering voor bureaus die zich hier met hart en ziel voor inzetten. Dat werk is misschien minder sexy, maar het voegt uiteindelijk veel meer waarde aan de stad toe dan die ene voorloper. Daar zou veel meer waardering voor moeten zijn. Soms moet je op het unieke object inboeten ter meerdere eer en glorie van het geheel.”

Hoe kun je zelf met LEVS hieraan bijdragen? Hoe zie je jullie rol?

“Het is ongelofelijk belangrijk dat we als architecten weer een factor van belang worden. Van oudsher hebben we de unieke kracht met een esthetische, technische en sociale bril integraal naar opgaven te kunnen kijken. Als we dat niet meer doen, ben ik bang dat de woningbouwopgave gekaapt wordt door ontwikkelaars, aannemers en de lobby die in het weiland wil bouwen. De beste steden, wijken en gebouwen ontstaan in samenlevingen waar er een balans is tussen drie bepalende krachten: overheid/publiek belang/bewoners, bouwers/ontwikkelaars en ontwerpende disciplines. Alle drie de krachten heb je nodig, maar de balans staat onder spanning. We lopen het risico dat de hele bouw aan de markt wordt overgedragen. Net als in de wederopbouwperiode moeten een sterke overheid en ontwerpende discipline de markt in balans houden.”

BNA Doelscenario's
BNA Doelscenario's

Welke doelscenario’s van de BNA kunnen daarbij helpen?

“Ik zie veel overlap tussen de scenario’s, maar neig naar de linkerkant van het spectrum: zowel de ‘purpose innovator’ als de ‘tech entrepreneur’. De tech entrepreneur heeft in ons geval meer een waarden gedreven dan een financiële insteek. We investeren veel in digitale kennis en onze BIM-positie met volledige uitwerking van projecten in as-built-modellen. Omdat het eraan bijdraagt dat wij als architectenbureau onze integrale kennis optimaal kunnen aanspreken. We zien het niet als interessant businessmodel, maar als basis onder onze andere waarden en als manier om een juiste balans te houden tussen esthetiek, techniek en kosten.”