Een casus over architecten in het CICERONE onderzoeksproject naar de culturele en creatieve industrie in acht Europese landen vormde de aanleiding voor Fred Schoorl en Robert Kloosterman, hoogleraar Economische Geografie aan de Universiteit van Amsterdam, om met elkaar in gesprek te gaan.
In het artikel is Kloosterman van mening dat de architect een prominentere rol moet verwerven om de nieuwe maatschappij gestalte te geven. In zijn ogen hebben architecten terrein verloren, terwijl het juist nu zo belangrijk is dat zij opstaan. Verbinden, slim samenwerken én een verhaal en visie uitdragen, is volgens beide mannen essentieel.
“Ik denk dat de rol van de architect onderhevig is geweest aan erosie, in Nederland en wereldwijd. Dat heeft te maken met het grote kader waarin zij opereren, en de gemeenschappelijke deler rentabiliteit is. Vierkante meters en efficiency zijn leidend geworden voor beleidsmakers en opdrachtgevers en de prijs die daarvoor wordt betaald, zie je terug in steden, wijken en gebouwen. Architecten zijn daar noodgedwongen in mee gegaan en het ruimtelijke ordeningssysteem met verlicht opdrachtgeverschap is ons door de vingers geglipt”, meent Kloosterman. Hij is overigens niet de eerste die zich daar zorgen over maakt; Judith Blau constateerde in 1984 dat de positie van de architect wankelde. Schoorl: “En Berlage ook zei dat in zijn tijd.” Regelmatig verschijnt dit thema op de agenda, maar dat betekent niet dat het nu geen serieuze aandacht behoeft. “De architect heeft minder aansprakelijkheid gekregen, dat heeft niet geholpen de positie te verbeteren. Het tijdsgewricht waarin we vandaag leven wordt steeds complexer en brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. We komen uit een neoliberale tijd en bevinden ons nu in een transitiefase waarin we anders over waarden en omgeving nadenken. Veranderingen in geopolitiek en klimaat gaan samen met die bewustwording. Ruimtelijk ontwerpers moeten hier invulling aan geven en kansen aangrijpen om sturend en verbindend te zijn.”
Creativiteit in het netwerk
“Waar ik voor pleit is dat er een kader geschetst wordt waarin de rentabiliteit minder belangrijk wordt en er meer ruimte wordt gecreëerd voor ontwerpers ”, vervolgt Kloosterman. “De architect heeft namelijk een belangrijke rol te vervullen. De creativiteit ligt besloten in het netwerk en de organisatie daarvan. Als architecten in staat zijn om disciplines met elkaar te verbinden dan komt dat de hele stad en samenleving ten goede.”
Ook de BNA onderkent het belang van brede inbreng van kennis; multidisciplinair en vanuit verschillende ketens. Hieruit is het programma ‘Ontwerpend onderzoek’ voortgekomen. Schoorl: “Filosofische en sociologische aspecten worden in een ontwerpend onderzoek gebruikt. Het programma representeert de wereld van nu. Wat heb je van elkaar geleerd is bijna belangrijker dan wat kan je. En de samenwerking bepaalt vaak de kwaliteit.” Alleen leunen op de creativiteit van de architect is volgens Schoorl onvoldoende. “De vraagstukken zijn te complex, dan gaan we het niet redden. Zet die architect dus niet op een voetstuk, maar geef hem een faire vergoeding en een positie in het totale proces. Dat is overigens ook een oproep aan de opleidingen, zorg dat je jonge professionals aflevert die in de wereld staan. Dat is meer dan mensen conceptueel leren denken, waarna ze vervolgens met lege handen staan. De architect van nu moet werelds en een ondernemer zijn. Bureaus zijn in nieuwe rollen vooral succesvol als hun nieuwe diensten voortborduren op de sterke kanten die al aanwezig zijn. Nieuwe technologieën, materialen en media worden door hen steeds beter ingezet om doelen te bereiken. Om bureaus hierbij te ondersteunen heeft de BNA eerder al Toekomstscenario’s voor 2030 en zogenaamde Dienstenkaarten ontwikkeld met de verschillende rollen die architecten op zich kunnen nemen.”
Een andere mindset
“En betrek meer vrouwelijke architecten!”, roept Kloosterman op. “Als architect is de kern van je beroep een ruimtelijke interventie doen, op welke schaal dan ook. Maar er is ook een second and third order effect, ingrepen die later gedaan worden door bijvoorbeeld bewoners. Over die participatie moet je als architect nadenken. Daarom moet er feminisering plaatsvinden. Veel vrouwen zijn actief in als interieurarchitect, maar we hebben hen ook in de grote context nodig. Uit onderzoek blijkt dat vrouwelijke architecten veel meer naar de gebruiker kijken. Dat is een andere mindset. In het jaarboek van de BNA stond een interview met Arna Mačkić; ook zij merkt dat er een gebrek aan diversiteit is in de architectenwereld. Dat gaat zich wreken”, verwacht Kloosterman.
“Maar dat zijn niet de enige capaciteiten die in de 21e eeuw nodig”, vult Schoorl aan. “Naast vakmanschap zijn communicatie, ondernemerschap, empathie en maatschappelijke betrokkenheid, even belangrijk. De architectuur wordt door de buitenwereld – die de architect soms nog als kunstenaar ziet – ervaren als romantisch, maar feitelijk is de architect een keihard werkende en samenwerkende dame/heer in het bouwproces.”
En betrek meer vrouwelijke architecten!, roept Kloosterman op. Als architect is de kern van je beroep een ruimtelijke interventie doen, op welke schaal dan ook.
Een ondernemende geest
Waar beide mannen zich zorgen om maken is het gebrek aan economische appreciatie voor de architect. Schoorl: “Uit onderzoek van FuturA blijkt dat de branche veel werkt aan professionele waardering, maar minder aan economische waardering. De zogenaamde value capturing blijft achter. Daardoor hebben nieuwe bureaus het moeilijk en zijn ze kwetsbaar. Maar er is nog een ander neveneffect: deze bureaus hebben niet dezelfde impact als bureaus die het bedrijfsmatig wel goed voor elkaar hebben. En dat belemmert vervolgens weer de groei en de invloed die zij kunnen uitoefenen. Omdat twintig kleine bureaus nu eenmaal niet met dezelfde kracht iets kunnen uitdragen als een groot bureau.” Mede daarom ontwikkelde de BNA value cases. “We willen kernwaarden ‘van beweren tot bewijzen’ in kaart brengen. Wat is de meerwaarde van ontwerpen? Hoe creëer je dialoog met je opdrachtgever en laat je zien wat de prestaties van het ontwerp(proces) zijn? Het doel van de BNA value cases is om architecten meer handvatten te geven en hun kwaliteiten over het voetlicht te brengen. Dat kan alleen als de ontwerper de opdrachtgever meeneemt in het verhaal en helpt de strategie te bepalen.” Een initiatief dat ook Kloosterman enthousiasmeert. “Van de akoestische muur van Studio Rap heb ik samen met Milja Vriesema een casestudie gemaakt, die deze rol van de architect onderstreept. Wat er gebeurde was namelijk dat de architect de ambtenaar van de gemeente Rotterdam meenam in zijn verhaal. Met een 3D-bril toonde de architect hoe de muur gerealiseerd zou worden en vanaf dat moment was de opdrachtgever om en werd zelfs het budget aangepast.” Ook Schoorl waardeert dat: “Wat Studio Rap uniek maakt is keteneliminatie; zij halen er een paar schakels tussenuit en doen het zelf. Dat is superslim.”
Een eigen narratief
Door verbeelding en verhalende kracht worden nieuwe mogelijkheden geschapen. Dat kan in de details zitten. Zoals Office Winhov deed bij appartementengebouw SÜD. Zij ontwierpen een speciale vormsteen waardoor de horizontale en verticale belijningen in de gevel in elkaar overvloeien. Ook Office Winhov nam de opdrachtgever mee in dat ontwerpproces, waardoor er meer budget beschikbaar kwam. Schoorl: “En de Markthal in Rotterdam blijft natuurlijk ook een mooi voorbeeld. MVRDV daagde Octatube uit om tot het uiterste te gaan en een speciale glaswand te construeren.” Daar hoef je in de ogen van Schoorl geen performer voor te zijn. “Ook bijvoorbeeld bureaus als cepezed en BDG vertegenwoordigen – door de creatie van de Tijdelijke Rechtbank in Amsterdam en de Aeres Hogeschool in Almere – het nieuwe narratief. Dit soort bureaus dragen echt bij aan de toekomst van Nederland. Ze hebben een verhaal te vertellen, gestoeld op kennis en kunde, en mogen dat veel breder uitdragen.”
“En er meer waardering voor krijgen”, vult Kloosterman aan. “Architectuur is onvermijdbaar en voor veel mensen belangrijk. Door deze projecten strategischer in te zetten, wordt het narratief onderstreept en kunnen opdrachtgevers, beleidsmakers en het grote publiek kennis nemen van het verhaal achter de gevel of het straatbeeld.”


Is beroepsbescherming wenselijk?
De inkrimping van de creatieve rol van architecten, die Kloosterman waarneemt, is opmerkelijk omdat het een van de weinige zo niet het enige beroep is binnen de culturele en creatieve industrie met de bescherming van een titel. “Een titelbescherming is niet genoeg”, zegt hij, “maar ik geloof ook niet dat beroepsbescherming zou helpen zoals in Spanje. Dat is een soort schijnzekerheid, waarbij de architect de handtekening onder een ontwerp (niet per definitie het zijne) zet en daarmee geld verdient. Het is daardoor verworden tot een cynisch verdienmodel. Liever zie ik dat het veld zich beter organiseert en collectief acties onderneemt.”
Schoorl: “Beroepsbescherming is in Nederland bovendien politiek onhaalbaar. Veel belangrijker is het om te anticiperen op een keten die in beweging is, op een markt die hybride wordt en om in te spelen op veranderingen: creatief ondernemerschap! Neem een IKEA die zelf wijken ontwikkelt, initiatieven die sterk geënt zijn op digitalisering en allerlei vormen van ketenintegratie en uitbreidingen van de dienstverlening. Wees je daar als architect van bewust, want in deze transities liggen ook kansen besloten. Bijvoorbeeld om duurzaamheid, toegankelijkheid en industrialisatie te verweven in écht goede gebouwen.”
De overheid aan zet
In dat hele ruimtelijke proces ligt een belangrijke taak voor de overheid. Kloosterman: “Zij moet het kader neerzetten en meer sturing geven. Dat behelst meer dan set van regels opnemen; het gaat om het eigen maken en formuleren van een veel bredere visie. De ruimtelijke kwaliteit moet een intrinsiek gedragen waarde vertegenwoordigen.” In dat kader wordt vaak gedragen leiderschap aangehaald. Schoorl: “Maar ook dat vraagt om kennis bij overheden. Kennis die op allerlei niveaus is weggevloeid en weer opgebouwd moet worden. Ik hoop dat Hugo de Jonge, de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de handschoen oppakt. En daarbij niet alleen industrialisatie meeneemt als de gouden sleutel om even snel het woningtekort op te lossen. Met lukraak woningen neerzetten, zijn we op de lange termijn niet gebaat. Bouwen vergt een visie op de ruimtelijke ordening en het Rijk en lagere overheden moeten meer regie voeren. En daar kennis en lef voor vergaren.” Daarmee is de toon gezet …
Waardering voor de stad
Hoeveel een overheid kan betekenen voor de ontwikkeling en beleving van de stad wordt namelijk pas echt duidelijk op plekken waar het aan regie heeft ontbroken. Kloosterman: “Ik ga graag kijken naar steden die in de algemene opinie lelijk zijn, zoals Charleroi. Dat is een fascinerende stad zonder grotere gedachte erachter; een duidelijke verband ontbreekt – een erfenis van een morfologie waar weinig structuur in zit. In een stad van deze omvang verwacht je centrale punten met belangrijke voorzieningen, maar een hiërarchie is moeilijk te ontwaren en de armoede zie je overal terug en niet of nauwelijks tekenen van gentrification mede.” Krokodillentranen van studenten over gentrification (het proces waarbij het karakter van een arm stedelijk gebied verandert doordat rijkere mensen er komen wonen) kunnen daarom op weinig bijval van Kloosterman rekenen. “Ik heb steden als Leiden en Amsterdam meegemaakt zonder gentrification, dat was niet aantrekkelijk. Als je gentrification in zijn algemeenheid diskwalificeert, heb je geen oog voor de realiteit. De working class die er ooit was bestaat nauwelijks meer. Er zijn evident nog wel sociale verschillen, maar een working class in de klassieke betekenis is verdwenen. Door de verandering van populatie is de stad in eerste aanleg aantrekkelijker geworden en oefent zij een aantrekkingskracht uit op een heel nieuwe groep bewoners.”
Schoorl: “Bovendien mag je niet vergeten wat gentrification de stad heeft gebracht aan welvaart. Maar ik wil daar wel een kanttekening bij maken. ‘Te’ is nooit goed. De stad is een organisme, als je deze opbouwt uit iconen dan bestaat de kans dat er veel bloemen staan die nooit een boeket willen worden. Iconen spelen een rol en hebben betekenis. Het zijn symbolen, ze vormen routes en dienen als startpunten – het aloude Kevin Lynch-verhaal -, maar ze zijn alleen van toegevoegde waarde als achter de stad een grotere gedachte is ingebed. Het zijn mensen die de stad maken, dus ook collectiviteit, buurt- en straatleven. Maar ook overheden moeten die verantwoordelijkheid nemen. Zij moeten met anderen durven bepalen wat voor stad er komt. Waar staat de stad voor? Hoe klimaatbestendig, sociaal en biodivers wordt hij? En met welke strategie maak je de vertaling naar een ruimtelijk ontwerp?” De rol van de architect is in dat kader essentieel. “Architecten en stedenbouwers kunnen verbeelden en verbinden, maar moeten zich verenigen en open stellen om die noodzakelijke impuls aan de voorkant te geven. Om de dialoog te voeren, de participatie te begeleiden en zich als moderator op te stellen in het publieke debat.”
“Verbeelden, verbinden, vernieuwen, toegankelijkheid, duurzaamheid en leefbaarheid. Het klinkt als een opsomming van clichés, maar daardoor zijn die waarden niet minder essentieel. En betrek daarnaast de gebruiker als co-createur”, geven Kloosterman en Schoorl nog als tip mee. “Mensen worden mondiger. Door ze een rol te geven en initiatieven uit wijken te omarmen, creëer je een breed draagvlak. Top down alleen werkt vandaag niet meer. Respect wel!”
Met de Value Cases, Toekomstscenario’s Architect 2030, Dienstenkaarten en het FuturA onderzoek naar nieuwe rollen en verdienmodellen voor architectenbureaus, stimuleert de BNA bureaus mogelijke nieuwe diensten te verkennen. Deze zijn bedoeld om de discussie hierover te stimuleren en bureaus te inspireren om een individueel, uniek profiel te ontwikkelen.