Gastblog Hugo de Clercq: De lenige architect

De woningbouwopgave in Nederland is nog steeds erg groot. Of beter gezegd: opnieuw. Na een stevige neergang in de laatste economische crisis komt de productietrein weer opgang. Hoe gaan wij als architecten hier mee om?

Een gewetensvraag. Het ontwerpen van een woning is immers, van alle opgaven die wij doen, datgene dat de mensen het meest direct raakt. Hun dagelijkse omgeving wordt door ons bepaald. In zo’n 50 % van de gevallen betreft het ook de belangrijkste financiële stap in hun leven. Een eervolle opgave en een grote verantwoordelijkheid dus.

Houd je plan maar eens overeind in de regelgevende randvoorwaarden, budgettaire tegenvallers of boze burgers. Methodes om hier mee om te gaan? Er is geen eenduidig recept. Ik heb gemerkt dat er in de woningbouw veel krachten zijn die richting het gewone wijzen. Een afwijkende meterkast komt niet langs de nuts, een karakteristieke luifel wordt te duur bevonden, een mooi hoog gebouw werpt schaduw bij de buren, het heeft allemaal invloed op het eindresultaat. Fact of life, geen ontkomen aan, je bouwt immers voor gewone mensen dus je dient er rekening meer te houden.

De Nederlandse woningbouw behoort zonder enige twijfel tot de beste ter wereld. We zijn in staat om prachtige straten en complexen te bouwen, dat heeft de geschiedenis bewezen, door de verschillende tijden heen. En dat bewijzen we ook nu nog. De marges zijn niet groot, toch is de gemiddelde kwaliteit hoog. Ga maar kijken in onze nieuwe wijken. Ook in deze tijd zijn we in staat om mooie en prettige woonmilieus te maken.

Op het niveau van de woning zelf dreigt in elke tijd, crisis of niet, de veiligheid van het gewone. Onder het motto “Sober en Doelmatig” en “Dat wil de klant nou eenmaal” wordt het bijzondere geschuwd. In de crisis was er de verlammende angst van verkoopstagnatie, nu zijn er de te snel stijgende bouwkosten, het duwt alles richting het overbekende en voor je het weet viert de eenheidsworst hoogtij. Maar elke tijd kent zijn eigen specifieke kenmerken, de kunst is om als architect de top van de golf te pakken. Nu de markt weer goed is kan er ook wat meer op het gebied van bijvoorbeeld woningtypologie. Ook duurzaamheid, eindelijk doorgedrongen en flink groeiend, is een belangrijke drijfveer voor vernieuwing.

Voor heel veel mensen gaan we de komende jaren hun woning ontwerpen. En dat moeten we goed doen, met alles wat ons vak te bieden heeft. De eerste troef ligt volgens mij op het grensvlak van stedenbouw en architectuur. Stads verkavelen met stadse types in de stad, dorps in de dorpen, en suburbaan moet echt suburbaan worden. Maak karaktervolle buurten en je hebt al de helft gewonnen. Maar ook de huishoudens veranderen, dus er zijn nieuwe types gekomen: Studio’s, loftwoningen, meer-generatie-huizen, CPO’s, zorgwoningen, etc., ze zijn inmiddels gemeengoed maar nog lang niet uit-ontwikkeld. Tevens zullen nieuwe energie-technieken hun stempel gaan drukken op de woningbouw. Wat dacht je van de zoiets simpels als mooie integratie van PV-cellen? Volop ontwikkeling, genoeg te doen voor ons.

In deze hoogconjunctuur verschuift de ruimte voor ons architecten. Pak die ruimte , zou ik zeggen, al is die soms mondjesmaat. Pak hem terug en wees de vakman die nodig is. Ons vak is te belangrijk voor mensen om het niet te doen.

Hugo de Clerq is één van de oprichters van FARO Architecten en heeft naast zijn werk bij FARO een groot aantal neven­func­ties vervuld, in het Archi­tec­tu­uron­der­wijs in binnen– en buitenland, in de reiswereld en in de bestuurlijke wereld.