Het is vast geen toeval dat RHAW in de Vechtclub XL in de Merwedekanaalzone in Utrecht is gevestigd?
“Dat klopt. Ik houd van plekken zoals deze, die veel karakter hebben. De openheid tussen de verschillende ondernemers in deze creatieve broedplaats is erg inspirerend. Gelukkig begint het hier na Corona weer meer te leven. Er is ook geen betere plek dan deze om het over hergebruik te hebben. In de wanden van dit gebouw zijn meer dan achthonderd deuren uit renovatieflats uit de nabijgelegen wijk Kanaleneiland verwerkt.”
Waar komt jouw fascinatie voor hergebruik vandaan?
“Als architect ben ik eigenlijk nog steeds het jongetje van vroeger dat materialen wil voelen en zelf dingen wil bouwen. Ik begin ieder project met het afpellen van lagen, het blootleggen van geschiedenislijnen en met een onderzoek naar de aanwezige materialen. Ik zoek naar de bewegingsvrijheid binnen de kaders van de opgave, naar de mogelijkheden die niet direct aan de oppervlakte liggen. Door materialen te hergebruiken, kun je een ander soort esthetiek bereiken. Er ontstaat een veel doorleefder beeld, meer karakter. Het gevoel dat materialen op een bepaalde plek thuishoren, geeft een gebouw zoveel meer betekenis. Het levert bovendien vaak oplossingen op die voor een opdrachtgever financieel aantrekkelijk zijn. De renovatie van een boerderij en een schuur in Doorn, enkele jaren terug, was voor mij een sleutelproject.”
Boerderij Dubbelland:
Kun je iets meer over dat project vertellen?
“De opdrachtgevers wilden een monumentale boerderij en schuur nieuw leven inblazen door deze tot woning en bed & breakfast te verbouwen. Ik heb ze geadviseerd om eerst eens een tijdje in de boerderij te gaan wonen om ‘de plek te voelen’. Waar komt de zon op? Wat zijn de fijne plekken? De naastgelegen schuur hebben we vervolgens als een gezamenlijke testcase en met een beperkt budget tot B&B herbestemd. Dit alles heeft ervoor gezorgd dat de bewoners de plek écht hebben leren kennen en we samen de juiste keuzes konden maken. De B&B fungeerde tijdens de renovatie van de boerderij bovendien als tijdelijke woning voor het gezin.Bij de renovatie hebben we alle vrijkomende materialen bij elkaar gesprokkeld en in kwadranten rondom het gebouw gesorteerd: dakpannen, hout, steen. Op basis van de kwaliteit maakten we een selectie van de materialen die we opnieuw konden gebruiken. Het meest zichtbaar qua hergebruik is een sculpturaal element waarin trap, techniek, toiletten en badkamer zijn opgenomen. Het is volledig bekleed met sloophout uit de boerderij. De keuken steekt al vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw door de brandmuur tussen het voor- en het achterhuis heen en vormt ook nu nog de verbindende factor tussen beide werelden.”
Leidde dit project ook tot de opdracht voor Het Hof van Cartesius?
“Eigenlijk wel. Stedenbouwkundige Charlotte Ernst, de initiatiefnemer van Het Hof, werkte ook vanuit de Vechtclub XL. De manier waarop wij architectuur maken, sprak haar aan. Samen met de landschapsarchitecten van Flux had zij net een open call van de gemeente Utrecht gewonnen om een drassige strook land naast een spoortalud in het Werkspoorkwartier te mogen inrichten. Het plan bestond uit een stapeling van containers rondom een hof. Om de containers onderling te verbinden en open te maken richting het hof waren veel hulpconstructies nodig. Ik vond dat zonde. Het kon in mijn ogen interessanter, ook architectonisch. Wat als je de gebouwen geheel uit hergebruikte materialen zou optrekken?”
Is dit uiteindelijk ook gelukt?
“Ja, mede door een zeer flexibele opstelling van de Utrechtse welstand. Zij hebben het aangedurfd het experiment echt het experiment te laten en niet al te veel te sturen. Uiteindelijk leverde dat een flexibele bouwvergunning op, die een organische ontwikkeling in verschillende fasen mogelijk maakt. De bouw van de paviljoens zelf had heel wat voeten in de aarde. De hoofdopzet en constructie van de verschillende paviljoens zijn door ons ontworpen. Alle materialen hiervoor, zoals stalen spanten en houten balken en gordingen, komen uit de directe omgeving. Ze zijn gekregen of aangekocht. Vincent Schoutsen van het Uitvindersgilde, dat ook in Het Hof van Cartesius gevestigd is, coördineerde dit proces. Hij had er bijna een dagtaak aan. Vervolgens hebben we samen met de ondernemers die zich in de paviljoens gingen vestigen de gevels afgewerkt. In de gevelmaterialen zie je de specifieke werkzaamheden van de ondernemers terugkomen. De bamboedesigners van Bixbi Bamboe kozen vanzelfsprekend voor bamboe. Bij andere ondernemers is de gevel onder meer afgewerkt met staalcontourplaten, formica drakenschubben en hopzakken. Het samenwerken aan de realisatie heeft een zeer hechte gemeenschap opgeleverd.”
Welke eigenschappen moet je als architect bezitten om aan dit soort projecten te kunnen werken?
“Allereerst moet je als architect je ego aan de kant kunnen schuiven. Een zekere bescheidenheid en respect voor de kennis en geschiedenis van betrokkenen is van groot belang. Door open te staan voor een andere kijk bereik je het meest. Daarnaast vragen dit soort processen veel veerkracht en flexibiliteit van alle betrokkenen. Projecten met veel hergebruik zijn alles behalve lineaire processen. Voor Het Hof van Cartesius hadden we bijvoorbeeld het plan vloerdelen uit een te slopen kantoortoren in Utrecht toe te passen als wanden. Alles was ingepland, gedimensioneerd en berekend. Toch ging het op het laatste moment niet door omdat traditionele sloop van de toren een paar duizend euro goedkoper bleek dan het netjes en gecontroleerd verwijderen van de vloeren. Een gemiste kans! Uiteindelijk hebben we spoordelen van de NS als kolommen in de wanden toegepast. Dit soort tegenslagen vergt een ander soort mindset en energie die je samen met de opdrachtgever en andere partners moet weten te bereiken. Het vraagt gewoon meer arbeid en denkkracht om een materiaal te hergebruiken dan nieuw toe te passen.”
Wat is volgens jou de volgende stap in het hergebruiken van materialen?
“De paviljoens van Het Hof van Cartesius zijn in overleg met de constructeur ontworpen als een soort bootjes. Ze staan op een strook schuimbeton. Het grondwaterpeil is relatief hoog. De grondwaterdruk en de belasting van de paviljoens houden elkaar in evenwicht. Hierdoor was geen dure fundering nodig. Een stap verder is het compleet loskomen van de plek: een concept ‘op losse voeten’. In natuurgebied Spaarnwoude werken we op dit moment aan een verplaatsbare, nomadische community.”