26 juni 2019 vond in Het Nieuwe Instituut een netwerkevent vanuit het programma BNA International plaats met als thema de promotie in het buitenland. Met als aanleiding het nieuwe multimediaproject ‘Dutch Architecture Abroad’ werd door een veertigtal architecten en creatieve professionals bediscussieerd hoe je dat strategisch en praktisch insteekt. Internationaal ondernemen lijkt minder urgent in tijden van een sterke thuiseconomie, maar zoals een deelnemer opmerkte: ‘Wij werken in het buitenland, omdat wij daar gelukkig wel adequaat worden gewaardeerd en betaald.’
Promotie in het buitenland: “Creëer je eigen markt, en word goed betaald”
Architectuurhistoricus Marcel Teunissen van DAA wist een tiental unieke talenten van Nederlandse architecten te benoemen, die ook in het project Dutch Architecture Abroad terugkomen. Marcel van Heck van Atelier Rijksbouwmeester memoreerde een bijeenkomst in Moskou waar twee keer zoveel mensen op de voordracht afkwamen dan verwacht. Voor de ruim 700 (!) die naar binnen mochten moest de Rijksbouwmeester na afloop een signeersessie houden. Nederlandse architectuur is dus ook na de gouden jaren negentig nog steeds volop in de belangstelling.
Oud-Rijksbouwmeester Wytze Patijn noemde ‘duurzaamheid’ en ‘integraliteit’ als sterke kenmerken van de Nederlandse professionals in architectuur en stedenbouw, die zich hiermee kunnen onderscheiden bij de opgave voor de gebouwde omgeving in het Klimaatakkoord. Ook liet hij een reeks spraakmakende ambassades zien die vanaf de jaren negentig als architectonisch visitekaartje door de Nederlandse overheid werden gerealiseerd. Daarmee werd gelijk duidelijk dat effectieve promotie van Nederlandse architecten een gedeelde opgave is voor bedrijfsleven én overheid.
In het tweede deel van de door Mathias Lehner gemodereerde bijeenkomst werden in breakout sessies toekomstige groeimarkten, unieke talenten en slimme strategieën besproken. Jan Jongert van Superuse Studios en Robert Capel van Octatube zorgden voor inspiratie en effectiviteit. Niet alleen de expertise maar ook de soft skills van de Nederlandse architecten werden hierbij benoemd als onderscheidend vermogen. Tegelijkertijd werd ook gewaarschuwd voor andere opkomende economieën – niet als markt, maar juist als serieuze concurrentie die de Nederlandse voorsprong op het gebied van innovatie snel inhaalt.
De categorie ‘landen’ als export bestemming vond men achterhaald, en men zag meer heil in het werken vanuit globale thema’s zoals ‘resilient cities’. In de beste traditie van de ‘Dutch Approach’ van Nederlandse architecten was de goeden tip ‘de vraag achter de vraag te stellen’. ‘Ga goed luisteren’ werd aanbevolen. Met deze houding ‘creëer je je eigen markt’.