In 2018 werd de evaluatie van het onderzoeksproject Architect aan Zet gepubliceerd. Dit project betrof een pilot van de Gemeente Rotterdam om te onderzoeken hoe architecten zo veel mogelijk verantwoordelijk kunnen worden gemaakt voor de toetsing van het ontwerp aan wet- en regelgeving en het toezicht op de bouwplaats. Voor relatief eenvoudige bouwprojecten met een laag risicoprofiel zou worden onderzocht welke baten en risico’s de door de overheid voorgestelde private kwaliteitsborging meebrengt wanneer de verantwoordelijkheid daarvoor bij de architect wordt gelegd. De rechtvaardiging om de architect zo’n belangrijke rol te geven was onder meer de toegenomen professionaliteit en vakbekwaamheid van die beroepsgroep als gevolg van de in 2011 herziene Wet op de Architectentitel.
Aan het project hebben in totaal 10 architecten deelgenomen en zijn 16 relatief kleinschalige verbouwingen zonder vergunning gerealiseerd. Kenmerkend voor deze verbouwingen was dat de architect er van opdrachtverlening tot oplevering toezicht op het bouwen had. De architect werd dus verantwoordelijk gemaakt voor de kwaliteitsborging van het bouwproces: niet de gemeente maar de architect toetste de bouwplannen aan de juridische kaders. De ervaringen zijn zowel vanuit de gemeente, als vanuit opdrachtgever en architect overwegend positief. De opdrachtgevers hebben vooral tijdswinst ervaren doordat zij minder afhankelijk waren van de vergunningenprocedure bij de gemeente. De betrokken architecten zijn positief over de grotere vrijheid en verantwoordelijkheid en benoemen de vloeiende overgang tussen de ontwerp- en aannemingsfase als belangrijk voordeel. Er traden daardoor ook minder wijzigingen in de uitvoeringsfase op. In het algemeen leverden de 16 bouwprojecten bovendien minder faalkosten op.
Er zijn ook verbeterpunten. Zo bleek de kennis van architecten ten aanzien van bijvoorbeeld brandveiligheid onvoldoende en moeten architecten extra aandacht geven aan de welstandseisen. In een aantal gevallen maakten de betrokken architecten gebruik van elkaars expertise door een collega mee te laten kijken. Zo nu en dan had dat een aanpassing van het ontwerp tot gevolg. Een bepaalde vorm van schaduwtoezicht is volgens de initiatiefnemers van het project voorlopig nog wel essentieel. Op de grotere verantwoordelijkheid van architecten moet enige mate van toezicht zijn zodat ingegrepen kan worden door de gemeente, bijvoorbeeld indien het gerealiseerde bouwwerk niet blijkt te voldoen aan de regelgeving.
Het project laat zien dat een vorm van private kwaliteitsborging, in elk geval bij kleinere projecten, goed mogelijk is. Het project kan daardoor bijdragen aan de huidige discussie rondom het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen. Opvallend is dat de positie van architecten in de overheidsplannen niet wordt meegenomen in het kwaliteitsborgingsvraagstuk. Terwijl daar juist kansen liggen. Te meer nu de toekomst van circulair bouwen veel verlangt op het terrein van herbestemmen en flexibilisering van woningen. Ook voor dat type bouwwerkzaamheden zou de architect een veel centralere rol in het bouwproces kunnen krijgen.
Stéphanie van Gulijk
Hoogleraar Privaatrecht, Tilburg University