Een metafoor voor mijn visie op de toekomstige richting van architectuur en de (on)gebouwde omgeving kwam mooi naar voren in het beeld van de meest gedetailleerde afbeelding van een menselijke cel ooit gemaakt, die ik onlangs in NRC tegenkwam. De afbeelding oogt als een futuristisch stedelijk netwerk. Een menselijke cel is een structuur op zichzelf, waar weer eigen structuren en netwerken in kunnen zitten: een oneindigheid van relaties en verbindingen. Ik moest hierbij onmiddellijk denken aan de ruimtelijke vraagstukken waar we als ontwerpers voor staan: de woningbouwopgave, de energietransitie, biodiversiteit, klimaat en circulariteit. Complexe opgaven die in directe verbinding staan met de verschillende schaalniveaus, ook met de ogenschijnlijk onzichtbare.
Kijk ik naar zo’n uitvergrote cel, dan zie ik daar graag de ideale bouwketen in terug. Om verschil te kunnen maken op kleine schaal (materiaalniveau) is ketensamenwerking vereist.
Dat brengt me bij de kernvraag van dit onderzoek naar CO2-metabolisme in de woningbouw:
Hoe kunnen we ontwerpen en bouwen met zo min mogelijk CO2-uitstoot? De realiteit is, als we eerlijk zijn, dat we daar nog lang geen pasklaar antwoord op hebben. Zo willen we allemaal ‘circulair zijn’, maar komen de meeste architecten, opdrachtgevers en bouwers vooralsnog niet veel verder dan hergebruik van materialen. De inspiratie en ervaringen van gebouwen als Circl in Amsterdam of het Stadskantoor in Venlo helpen wel. En de kennisdeling voor de praktijk komt op gang, zoals onlangs bleek bij de presentatie van het boek Lessen in Circulariteit door Hans Hammink (Cie). Dat soort praktische vertaalslagen kunnen we goed gebruiken.
Een andere prima vertaalslag, op een groter schaalniveau, naar het hands-on toepasbaar maken van circulair ontwerpen en bouwen heeft u nu in handen. Dit onderzoek komt als geroepen. De casestudies, van laagbouw tot hoogbouw, zijn herkenbaar voor iedereen in ons speelveld. De beleidsaanbevelingen zijn praktisch en haalbaar - precies wat we nodig hebben om te kunnen versnellen en opschalen. De woningbouwopgave liegt er niet om, de klimaatcrisis evenmin. Maar de wil is er, bij iedereen, zo leert ook onze ervaring met het BNA-beleidsprogramma ‘Circulair doen’, waarin we met onze leden en kennispartners sinds 2020 actief zijn. Grootschalig woningen bouwen met kwaliteit én Paris-proof: ik geloof er heilig in dat we daartoe in staat zijn, zodra we ook werk maken van ketensamenwerking. De aanbevelingen in dit rapport zie ik hierbij dan ook als aanbeveling tot dat broodnodige samenspel.
Om elkaar goed te kunnen begrijpen en te kunnen innoveren, moeten we bereid zijn om van elkaar te leren en te durven experimenteren. In een tijd van ‘strijd om de ruimte’ en oplaaiende bouwwoede is het ongelooflijk belangrijk om precies te weten wat je bouwt en voor wie. Bij ingewikkelde situaties en vraagstukken is er de neiging om het te vereenvoudigen en ‘plat te slaan’. Door te versimpelen ontstaat de indruk dat we weer grip krijgen op wat we moeten doen. En snel. Maar in plaats van het te vereenvoudigen, zouden we ook meer kennis kunnen verzamelen en de expertise erbij te halen in plaats van weg te nemen.
De pragmatische opzet van dit rapport, incluis de heldere richtlijnen, biedt houvast om concreet aan de slag te gaan. Ik stel voor dat we vanaf nu niet meer steggelen over de feiten, zoals die ook in dit rapport zonneklaar worden benoemd (een buitenstedelijke woning heeft zeven keer de infrastructuur nodig in vergelijking met een hoogstedelijke woning…). Laten we onze energie steken in de transitie van de bouwsector als ‘onderdeel van het probleem’ naar ‘onderdeel van de oplossing’, met ‘nul-op-de-bouwplaats’ als doel. Zolang we geloven in het feit dat alles met elkaar is verbonden, op de schaal van een menselijke cel, en op de schaal van de woningbouwopgave, kan het.