Na de realisatie van de woning in Rotterdam hebben jullie in korte tijd een indrukwekkend portfolio opgebouwd. Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?
“Ons eigen huis is gebouwd in bakstenen gemaakt van bouwafval zoals steen, glas en keramiek. Dit kreeg veel aandacht en ineens waren we een bureau dat circulaire architectuur maakte. In eerste instantie werden we naar aanleiding van het huis vooral door particulieren benaderd. Na het winnen van enkele selecties en dankzij contacten uit eerdere dienstverbanden kwamen daar al snel ook professionele opdrachtgevers bij. Dat gaf de mogelijkheid onze visie op duurzaamheid en circulariteit te verbreden en verder te kijken dan de materialen alleen. Als het gaat om circulair bouwen kun je in een particulier project of een interieur gemakkelijker experimenteren. Zaken als klimaatadaptatie en natuurinclusiviteit spelen meer op gebouwniveau. Op die gebieden heb je bij professionele opdrachtgevers meer impact.”
‘Ons eigen huis is gebouwd in bakstenen gemaakt van bouwafval zoals steen, glas en keramiek.’
En nu zijn jullie een serieus bureau.
“Inderdaad. Langzaam maar zeker groeien we naar de grotere opdrachten. Naast woningbouw richten we ons ook steeds meer op andere typen opgaven, zoals onderwijs. Zolang het project maar in onze visie past. Vanaf het begin hebben we onszelf duidelijk geprofileerd en aangegeven waar we goed in zijn. We hebben dat helder opgeschreven, zodat mensen het snappen en er enthousiast door worden. Het doel is duurzaamheid te verweven in de architectuur en het veel meer te laten zijn dan een technische oplossing. Onze dagelijkse ontwerppraktijk is erg in beweging, we leren continu bij. Tegelijk weet ik dat we de wereld niet in een keer kunnen veranderen. Langzaam passen we de manier van ontwerpen en bouwen aan.”
Kun je een voorbeeld geven van die stapsgewijze benadering?
“Voor Oostenburgereiland in Amsterdam selecteerde woningcorporatie Stadgenoot enkele jaren geleden vier jonge architectenbureaus om nieuwe woonvormen te ontwerpen. Circulair bouwen was toen nog niet zo’n ding als nu en zeker in sociale woningbouw was er weinig ruimte en budget om te innoveren. We hebben de woningen volgens het PvE ontworpen, maar in de structuur wel flexibel gemaakt voor toekomstige aanpassingen. In de bijbehorende fietsenloods waren er minder eisen en konden we vrijuit experimenteren. In eerste instantie hadden we de loods uitgewerkt in hergebruikte materialen uit nabijgelegen panden. Hier konden opdrachtgever en aannemer echter geen garantie op afgeven. Op het laatste moment hebben we het gebouw moeten omtekenen en zijn we meer de biobased en demontabele kant op gegaan. Uiteindelijk was het een win-win situatie. Wij moesten als bureau flexibel zijn, maar hebben veel geleerd. We beschikken nu over twee modellen die helemaal zijn doorgerekend. In een volgend project met deze opdrachtgever kunnen we ook bij de woningen een stap verder gaan.”
Hoe zou je jullie visie op architectuur en duurzaamheid omschrijven?
“We zoeken naar de duurzaamheid van schoonheid en de schoonheid van duurzaamheid. In sommige gevallen is het duurzaam om iets heel moois te maken, zodat het lang blijft staan. In andere projecten koppelen we duurzame ingrepen aan een verhaal en vertellen ze iets over de geschiedenis van een plek of laten ze zien hoe een gebouw functioneert. Dit werkt het best bij gezamenlijke functies, bij plekken waar mensen elkaar ontmoeten. Als de context van een plek, de context van de gebruikers en de duurzame ingrepen elkaar versterken, dan zullen mensen het gaan begrijpen, er trots op zijn en ook zelf in actie komen. Als we iets willen veranderen in onze manier van leven, dan zit dat veel meer in ons gedrag dan in de manier waarop we bouwen of iets technisch oplossen. Dat besef kwam bij mij toen ons eigen huis klaar was. Op straat hoorde ik twee kleine meisjes tegen elkaar zeggen: “Dit is echt een bijzonder huis. Het is gemaakt van toiletpotten.” Ze kenden uiteraard niet het hele verhaal, maar hadden er toch iets van opgepikt. Hopelijk spoort het ze aan om ook ooit iets met hergebruik te gaan doen.”
‘Maak vanaf het begin van ieder project ruimte voor landschap, natuur en klimaatadaptatie.’
Jullie werken mee aan diverse onderzoeken. Helpt het bij het realiseren van jullie ambities om op verschillende schaalniveaus met de gebouwde omgeving bezig te zijn?
“Zeker. Op de kleinere schaal kunnen we eenvoudiger experimenteren. Innovaties in particuliere projecten vormen vaak de inspiratie om in grotere projecten door te voeren. In een woongebouw op de Lloydpier in Rotterdam passen we in navolging van ons eigen huis nu ook stenen van afval toe. Professionele opdrachtgevers maken mij niet meer wijs dat dat niet kan. Ik heb het thuis ook! Op de grotere schaal vormt een onderzoek als Klimaat x Stad, dat we in opdracht van onder meer de BNA samen met HOSPER, Sweco en GEP Regenwater uitvoerden, juist een manier om onszelf weer even op scherp te zetten. In een vergezicht-visie hebben we van de laaggelegen wijk Het Lage Land in Rotterdam een moeraslandschap gemaakt. Een extreme visie die best wat stof deed opwaaien toen het werd gepubliceerd. Ik vind het juist interessant om een keer dat gesprek aan te gaan en erachter te komen wat de leefwereld is van mensen. Wat mensen écht bezighoudt. Voor de bewoners doen we het immers. Zij moeten er profijt van hebben dat we duurzaam bouwen.”
Wat zou je andere bureaus op het gebied van duurzaamheid willen meegeven?
“Maak vanaf het begin van ieder project ruimte voor landschap, natuur en klimaatadaptatie. Toen ik studeerde, begonnen we altijd met het oplossen van het parkeren. Dat nam veel ruimte in beslag. Nu zou hetzelfde met klimaatadaptatie moeten gebeuren. Dat moet een belangrijke ruimtelijke component worden die iedere architect mee moet ontwerpen.”
Welke projecten hebben jullie op dit moment op stapel staan?
“In Katendrecht in Rotterdam is net de eerste paal geslagen van een klein CPO-gebouw met twee woningen en een atelier. Het wordt helemaal in hout uitgevoerd en staat midden in een park tegen de blinde zijgevel van een sociaal woongebouw. Het project maakt de stedenbouwkundige situatie beter, maar is ook architectonisch heel interessant. We ontwerpen het volledig vanuit het houtdetail. Daarnaast gaan we in Nijmegen Hortus Ludi bouwen: twee volledig houten woongebouwen met groendaken, die aansluiten bij een bestaand kloostercomplex. Hier maken we natuurinclusieve ornamenten in de vorm van nestkastjes in de dakrand. “Er wonen hier straks meer mussen dan mensen”, roept de opdrachtgever steeds. Ik speel met de gedachte een boekje te maken met architectonische inpassingen van nestkastjes. Met als titel misschien de ‘ecologische maat’ in plaats van de ‘menselijke maat’ en met PvE tekeningen per vogelsoort. Ook in KOER, een bouwblok in Parkstad Rotterdam, gaan flora en fauna hand in hand met stedelijk wonen. We maken hier een circulaire, natuurinclusieve gevel met keramische elementen. In een honderd meter lang instructiegebouw voor het Wellant College in Dordrecht komt alles bij elkaar. Studenten leren daar straks over het klimaat in een gebouw dat wij voor ze hebben mogen ontwerpen. Een mooiere combinatie is er volgens mij niet mogelijk.”